ECLI:NL:RBZWB:2021:4974

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
BRE-21_2195
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanmanings- en dwangbevelkosten omzetbelasting

Op 5 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij belanghebbende, een bedrijf gevestigd te [vestigingsplaats], beroep heeft ingesteld tegen de inrekening van aanmanings- en dwangbevelkosten op de aanslag omzetbelasting voor het tweede kwartaal van 2019. Het beroep is ingediend onder zaaknummer BRE 21/2195. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende griffierecht verschuldigd was van € 360,00, en dat de griffier belanghebbende hierover schriftelijk heeft geïnformeerd. In een aangetekende brief van 27 juni 2021 is belanghebbende nogmaals gewezen op de verplichting om het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van de brief over te maken op de aangegeven bankrekening. Volgens de gegevens van PostNL is deze brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Echter, uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht niet is ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/2195
uitspraak van 5 oktober 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[bedrijf], gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.

1.Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de inrekening gebrachte aanmanings- en dwangbevelkosten op de aanslag omzetbelasting 2e kwartaal van 2019 met aanslagnummer [aanslagnummer] F01.9240. Hiervoor is belanghebbende griffierecht verschuldigd van € 360,00. De griffier heeft belanghebbende daarover schriftelijk geïnformeerd.
De griffier heeft belanghebbende in een aangetekende brief van 27 juni 2021 nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. De brief vermeldt dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen, indien het griffierecht niet binnen vier weken na dagtekening van de brief is overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres.
Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht niet is ontvangen. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

2.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 5 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.