Op 1 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 30 maart 2020, waarin haar WIA-uitkering werd geweigerd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 11 februari 2021 gehouden, waarbij eiseres aanwezig was met haar gemachtigde. Het UWV was niet verschenen. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en schriftelijke vragen aan het UWV gesteld, die door het UWV zijn beantwoord. Eiseres heeft gereageerd op deze antwoorden, maar de rechtbank achtte een tweede mondelinge behandeling niet noodzakelijk.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de medische beoordeling van eiseres. Eiseres was werkzaam als productiemedewerkster en was sinds 31 juli 2017 uitgevallen door psychische klachten. Het UWV had haar eerder een WGA-uitkering toegekend, maar had de mate van arbeidsongeschiktheid in het bestreden besluit verlaagd tot 20,48%. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische beoordeling had gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen, die de beperkingen van eiseres hadden beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze beoordeling, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende gemotiveerd had dat eiseres duurzaam benutbare mogelijkheden had.
De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 20,48% had vastgesteld en dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering, aangezien dit pas mogelijk is bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 1 oktober 2021.