ECLI:NL:RBZWB:2021:4967

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6488
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

Op 1 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 30 maart 2020, waarin haar WIA-uitkering werd geweigerd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 11 februari 2021 gehouden, waarbij eiseres aanwezig was met haar gemachtigde. Het UWV was niet verschenen. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en schriftelijke vragen aan het UWV gesteld, die door het UWV zijn beantwoord. Eiseres heeft gereageerd op deze antwoorden, maar de rechtbank achtte een tweede mondelinge behandeling niet noodzakelijk.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de medische beoordeling van eiseres. Eiseres was werkzaam als productiemedewerkster en was sinds 31 juli 2017 uitgevallen door psychische klachten. Het UWV had haar eerder een WGA-uitkering toegekend, maar had de mate van arbeidsongeschiktheid in het bestreden besluit verlaagd tot 20,48%. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische beoordeling had gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen, die de beperkingen van eiseres hadden beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze beoordeling, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende gemotiveerd had dat eiseres duurzaam benutbare mogelijkheden had.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 20,48% had vastgesteld en dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering, aangezien dit pas mogelijk is bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 1 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20 / 6488 WIA

uitspraak van 1 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 30 maart 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 11 februari 2021. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde en haar zoon [naam zoon] . Het UWV is, na voorafgaand bericht, niet verschenen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank in de beslissing van 11 maart 2021 het onderzoek heropend en schriftelijke vragen aan het UWV gesteld. Het UWV heeft de door de rechtbank gestelde vragen beantwoord. Eiseres heeft op het stuk van het UWV gereageerd.
De rechtbank heeft partijen vervolgens aangegeven een tweede mondelinge behandeling niet noodzakelijk te achten. Eiseres noch het UWV hebben hierop aangegeven dat zij een tweede mondelinge behandeling wensen. De rechtbank heeft partijen hierna schriftelijk bericht dat het onderzoek gesloten is en dat schriftelijk uitspraak wordt gedaan. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn, na het sluiten van het onderzoek, verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiseres is werkzaam geweest als productiemedewerkster voor 29,13 uur per week. Voor dat werk is zij met ingang van 31 juli 2017 uitgevallen vanwege psychische klachten.
In de beslissing van 22 juli 2019 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres van 29 juli 2019 tot en met 14 maart 2021 een WGA-uitkering toegekend. Het UWV beschouwde eiseres voor 58,19% arbeidsongeschikt.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid per einde wachttijd verlaagd tot 20,48%. Eiseres heeft de oorspronkelijk toegekende WGA-uitkering tot en met 14 maart 2021 ontvangen.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 29 juli 2019 heeft vastgesteld op 20,48%.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Artikel 56, derde lid, van de WIA bepaalt dat het recht op een WGA-uitkering van de
verzekerde, wiens mate van arbeidsongeschiktheid lager is dan 35%, niet eerder eindigt dan
op de dag dat de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering eindigt.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres op het spreekuur onderzocht. Bij het psychisch onderzoek zijn – behoudens het vasthouden van de aandacht, concentratie en een bedrukte stemming – geen bijzonderheden geconstateerd. Bij het lichamelijk onderzoek is (alleen) bij het hoofd een eindstandige bewegingsbeperking in alle richtingen vastgesteld. De verzekeringsarts stelt als diagnoses PTSS en een depressieve episode (gedeeltelijk in remissie). Eiseres is aangewezen op voorspelbare werkzaamheden zonder deadlines, productiepieken of een hoog handelingstempo. Zij is verder beperkt in haar concentratievermogen, ten aanzien van het verdelen van de aandacht en afleidbaarheid, voor intensief samenwerken, conflicthantering en extreme hoofdbewegingen. De verzekeringsarts neemt voorts op preventieve gronden een urenbeperking voor twintig uur per week aan. Bij te veel druk is de kans op toenemende decompensatie aanwezig.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd, inclusief de door eiseres in bezwaar ingebrachte informatie. De verzekeringsarts b&b heeft tevens informatie bij de huisarts opgevraagd en was ook aanwezig bij de hoorzitting. De diagnose PTSS en een depressieve episode wordt overgenomen. De verzekeringsarts b&b neemt voorts een beperking aan voor persoonlijk risico en functies waarin (dreiging van) geweld kan voorkomen. De verzekeringsarts b&b wijst het beroep van eiseres op ‘geen benutbare mogelijkheden’ af, omdat eiseres niet valt in een van de uitzonderingscategorieën. De urenbeperking is zodanig aangepast dat eiseres enkel nog beperkt is voor werken in de nacht. Volgens de verzekeringsarts b&b valt de stemmingsstoornis niet onder de in de standaard Duurbelasting in arbeid genoemde stoornissen waarvoor een preventieve urenbeperking aangenomen dient te worden. Er is verder ook geen sprake van door een arts voorgeschreven rust en eiseres kon eerder ook voltijds werken.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 19 maart 2020.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV – onder verwijzing naar de bezwaargronden – aangevoerd dat in bezwaar ten onrechte de urenbeperking is vervallen. Tevens zijn ten onrechte duurzaam benutbare mogelijkheden aangenomen en zijn de door de verzekeringsarts b&b in bezwaar nader opgevraagde stukken niet bij de beslissing op bezwaar meegestuurd. Ter onderbouwing van haar beroep heeft eiseres medische informatie overgelegd van haar behandelaars bij I-psy van 11 december 2020.
4.3
De door de verzekeringsarts b&b na de hoorzitting ontvangen medische informatie maakt onderdeel uit van de door het UWV toegezonden gedingstukken. Deze zijn ook aan eiseres doorgestuurd. Deze informatie is dus ook bij de beoordeling betrokken.
4.4
De rechtbank had nog een aantal vragen over het rapport van de verzekeringsarts b&b die ter zitting niet konden worden beantwoord. De rechtbank heeft daarom het onderzoek na de mondelinge behandeling heropend. De rechtbank heeft in de beslissing van 11 maart 2021 de verzekeringsarts b&b verzocht om een nadere motivering ter zake het aannemen van duurzaam benutbare mogelijkheden en de in bezwaar aangepaste urenbeperking. Het UWV heeft de door de rechtbank gestelde vragen beantwoord. Eiseres heeft op de rapportage gereageerd. Zij heeft haar stellingen gehandhaafd en tevens verzocht om een deskundige te benoemen.
Mede gezien de aanvullende rapportage van de verzekeringsarts b&b van 29 maart 2021 staat voor de rechtbank vast dat de verzekeringsartsen op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder haar psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen. Zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts b&b hebben op dezelfde wijze en gronden geoordeeld dat er sprake is van duurzaam benutbare mogelijkheden’. De verzekeringsarts b&b heeft dit onderdeel van de beoordeling nader gemotiveerd onder verwijzing naar de UWV-richtlijn voor verzekeringsartsen Opname in Ziekenhuis of Instelling, Bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid en Onvermogen tot Persoonlijk en Sociaal Functioneren (verder: OPSF) van 3 oktober 2018. Niet in geschil is dat er geen sprake is van opname in een zorginstelling of niet-zelfredzaamheid als gevolg van lichamelijke beperkingen. De verzekeringsarts b&b heeft voldoende gemotiveerd dat er voor de door eiseres aangegeven bedlegerigheid geen medische indicatie is. Voorts is de gestelde psychische niet-zelfredzaamheid door de verzekeringsarts b&b beoordeeld. Eiseres heeft een vermijdende coping stijl; zij stelt zich afhankelijk op, waardoor het gezin inspringt, maar de bedlegerigheid is niet medisch geobjectiveerd. De rechtbank acht deze motivering voldoende.
De verzekeringsarts b&b kwalificeert de psychische beperkingen van eiseres – inclusief de aangevoerde dissociatieve stoornis – niet als ernstig, maar als matig. De rechtbank overweegt dat dit oordeel aansluit bij de informatie van I-psy van 13 augustus 2019, waarin als diagnose onder andere wordt gesteld “depressieve stoornis: eenmalige episode - matig”. Deze informatie ligt dicht bij de datum in geding. Ook de dissociatieve momenten leiden volgens de verzekeringsarts b&b niet tot vaststelling van een ernstige stoornis nu de momenten niet zodanig frequent zijn dat men van een dissociatieve stoornis spreekt en men er tijdens de behandeling kennelijk wel invloed op kreeg. De door eiseres – op basis van de informatie van Ipsy van 11 december 2020 – getrokken conclusie dat weldegelijk sprake is van ernstige psychische klachten, leidt de rechtbank dan ook niet tot twijfel aan de conclusie van de verzekeringsarts b&b.
Ter zake de urenbeperking geldt bij een beoordeling als in deze zaak dat het UWV uitgaat van voltijds inzetbaarheid. Een urenbeperking wordt gebaseerd op de Standaard duurbelasting in arbeid 2015. Deze standaard wijst drie indicaties aan voor toewijzing van een urenbeperking, waarvan in deze procedure enkel een urenbeperking op preventieve gronden in geschil is. Bij de indicatie preventie moet het gaan om aandoeningen die gepaard gaan met een patroon van overschrijding van de eigen grenzen, zelfoverschatting door eiseres of een beperkt ziektebesef. Het gaat hierbij voornamelijk om zware psychische aandoeningen. Dat is hier niet aan de orde. Dat een maatregel als vermindering van de duurbelasting effectief is ter voorkoming van overbelasting, komt niet vaak voor. Daarbij zijn volgens de verzekeringsarts b&b de in het verleden opgedane ervaringen van belang. In het geval van eiseres noemt de verzekeringsarts b&b het gegeven dat de psychische klachten, die tot de ziekmelding hebben geleid, terug te voeren zijn op pesten op het werk en dat er vanuit het verleden geen contra-indicaties zijn voor voltijds inzetbaarheid. De verzekeringsarts b&b verwijst tevens naar de door de behandelend sector van eiseres aangegeven vermijdende coping stijl. Aldus heeft de verzekeringsarts b&b naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom hij – anders dan de verzekeringsarts – geen urenbeperking heeft aangenomen. Hetgeen eiseres in dit kader aanvoert, acht de rechtbank onvoldoende geobjectiveerd om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts b&b.
Niet gebleken is dat in de FML van 19 maart 2020 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
4.5
De in beroep verzochte benoeming van een door de rechtbank te benoemen onafhankelijke deskundige wijst de rechtbank af. De rechtbank overweegt – onder verwijzing naar het zogenoemde Korosec-arrest [1] en de toepassing hiervan door de Centrale Raad van Beroep [2] – dat er in casu dit geval een zorgvuldig onderzoek door de verzekeringsarts (b&b) heeft plaatsgevonden, waaronder studie van het dossier en gericht onderzoek. Eiseres heeft volgens de rechtbank geen belemmeringen ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat het UWV haar beperkingen heeft onderschat. Van strijd met equality of arms is in ieder geval geen sprake. Ook overigens ziet de rechtbank geen reden voor het benoemen van een deskundige.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Productiemedewerker industrie (Sbc-code 11180), Wikkelaar (Sbc-code 267053) en Medewerker kleding en textielreiniging (Sbc-code 111161).
5.2
Ten aanzien van de functies Productiemedewerker industrie en Wikkelaar stelt eiseres dat de beperkingen ten aanzien van haar persoonlijk risico in die functies worden overschreden. Ook zou de belasting in deze functies haar belastbaarheid ter zake deadlines/productiepieken en handelingstempo overstijgen. In de functies Wikkelaar en Medewerker kleding en textielreiniging wordt haar belastbaarheid ter zake het maken van hoofdbewegingen overschreden. Tevens voert eiseres aan dat haar belastbaarheid in de laatstgenoemde functie wordt overschreden door de belasting ten aanzien van samenwerken.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. In het rapport van 7 april 2021 heeft de arbeidsdeskundige b&b, op verzoek van de rechtbank, een nadere toelichting gegeven op het beoordelingspunt samenwerken in de functies medewerker kleding en textielreiniging (en samensteller kunststof- en rubberproducten). De arbeidsdeskundige b&b heeft in de rapportage van 7 april 2021 toegelicht dat het vasthouden van een eigen hoek van het textiel en het in de machine plaatsen als een eigen deeltaak beschouwd dient te worden. Daarom is er geen sprake van overschrijding van de belastbaarheid op dit punt. De rechtbank ziet onvoldoende reden voor twijfel aan deze uitleg van de arbeidsdeskundige b&b, die als deskundige op dit punt kan worden aangemerkt.
Ook overigens is in de hiervoor aangehaalde arbeidsdeskundige rapportages inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die aan de geduide functies verbonden zijn. Haar standpunt dat zij niet in staat is deze functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat alleen in de functie Productiemedewerker industrie sprake is van een signalering ten aanzien van persoonlijk risico. Deze is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd door de arbeidsdeskundige b&b, mede ook omdat de beperking van eiseres voor persoonlijk risico ziet op andere risico’s dan het risico in de betreffende functie. De functie Productiemedewerker industrie kent geen signalering ten aanzien van deadlines en handelingstempo. De hoofdbewegingen in de functies Wikkelaar en Medewerker kleding en textielreiniging vallen binnen de belastbaarheid van eiseres en zijn voldoende gemotiveerd door de arbeidsdeskundige b&b. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 20,48%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 29 juli 2019 heeft vastgesteld op 20,48%
.Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 29 juli 2019.
7.
Conclusie
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskosten-veroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 1 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.EHRM 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2324.