ECLI:NL:RBZWB:2021:4945
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid bezwaar inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2017 door termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, wonende in Curaçao, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017. Dit bezwaar was ingediend op 28 oktober 2020, terwijl de wettelijke termijn voor het indienen van bezwaar op 21 oktober 2020 was verstreken. De inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding en besloot de aanslag gedeeltelijk ambtshalve te verminderen.
De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was. De belanghebbende voerde aan dat de postverwerking tussen Curaçao en Nederland door de coronamaatregelen en de frequentie van postverzending niet in zijn voordeel werkte. De rechtbank wees deze argumenten af en stelde dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het bezwaar. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat het beroep in zoverre kennelijk ongegrond was.
Wat betreft de ambtshalve beslissing van de inspecteur, oordeelde de rechtbank dat er eerst bezwaar gemaakt moest worden voordat beroep kon worden ingesteld, tenzij partijen instemden met prorogatie. De inspecteur had ingestemd met prorogatie, maar de belanghebbende had niet gereageerd op de verzoeken van de rechtbank om dit te bevestigen. Daarom werd het beroep voor zover het betrekking had op de ambtshalve beslissing niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank droeg de inspecteur op om het beroepschrift in behandeling te nemen als een bezwaarschrift tegen de ambtshalve beslissing. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.