ECLI:NL:RBZWB:2021:4936
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing faillissementsuitkering door UWV wegens betalingsonmacht
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV. De eiser, die in dienst was bij een ex-werkgever, had verzocht om een faillissementsuitkering wegens betalingsonmacht. Het UWV had eerder besloten dat er geen recht op uitkering bestond, omdat er geen sprake zou zijn van niet-betaalde overuren, structureel overwerk of te weinig betaalde reiskosten. Eiser had tegen dit besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 19 augustus 2019 in dienst trad bij zijn ex-werkgever, maar dat het dienstverband eindigde op 19 december 2019. De ex-werkgever werd op 20 mei 2020 failliet verklaard. Eiser voerde aan dat hij recht had op uitbetaling van niet-betaalde overuren en reiskosten, en dat hij tijdens zijn ziekte ook recht had op een deel van de eerder gemaakte overuren. Het UWV stelde echter dat de eiser geen vorderingen had op de ex-werkgever, omdat de werkgever de gewerkte overuren correct had betaald en de reiskostenvergoeding in overeenstemming was met de arbeidsovereenkomst.
De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geweigerd de faillissementsuitkering toe te kennen. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldoende actie had ondernomen om zijn vorderingen geldend te maken en dat er geen wettelijke basis was voor de claims die hij indiende. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.