5.3Naar het oordeel van de rechtbank valt de beroepsgrond dat het arbeidskundig onderzoek onzorgvuldig is vanwege het gebrek aan aandacht voor de re-integratie-inspanningen van de werkgever buiten de beoordeling van de weigering een WIA-uitkering toe te kennen.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de toelichting van de arbeidsdeskundige in het resultaat functiebeoordeling van 14 mei 2019 en naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 21 januari 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De rechtbank voegt daaraan toe dat de verzekeringsarts bij de medische anamnese heeft gerapporteerd dat eiseres kan hurken maar dat dit wel pijn geeft.
De rechtbank concludeert dat de hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geselecteerde functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen beroepsgronden heeft aangevoerd, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 15 mei 2019.
7.
Duurzaamheid van de beperkingen
Omdat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de duurzaamheid van haar beperkingen en dus evenmin aan de vraag of de verzekeringsarts de juiste maatstaf heeft aangelegd voor het beoordelen daarvan.
8.
Arbeidskundige motivering in beroep
De rechtbank stelt vast dat het UWV de geschiktheid van eiseres voor de geselecteerde functies pas in beroep voldoende heeft gemotiveerd, namelijk door de arbeidsdeskundige b&b in het rapport van 21 januari 2021.
Hiermee is het motiveringsbeginsel, dat is neergelegd in artikel 7:12 van de Awb, geschonden. De rechtbank passeert deze schending met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat aannemelijk is dat eiseres er niet door is benadeeld. Ook als dit gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit op bezwaar met gelijke uitkomst zijn genomen.
9.
Conclusie
Het beroep zal, gelet op wat is overwogen in overweging 3 over de loondoorbetalingsverplichting, in zoverre gegrond worden verklaard. Het UWV zal hierover een beslissing op bezwaar moeten nemen.
Het beroep zal, gelet op wat in overwegingen 4 tot en met 8 is overwogen over de weigering een WIA-uitkering toe te kennen, ongegrond worden verklaard.
10.
Proceskosten, griffierecht en schadevergoeding
De rechtbank zal, gelet op de vernietiging van het bestreden besluit voor wat betreft de loondoorbetalingsverplichting en de toepassing van artikel 6:22 van de Awb zoals aangegeven onder overweging 8, het UWV veroordelen in de proceskosten die eiseres gemaakt heeft. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.068,00 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 534,00 en wegingsfactor 1). Ook moet het UWV het griffierecht dat eiseres betaald heeft aan haar vergoeden.
Het UWV dient bij het nemen van de beslissing op bezwaar een beslissing te nemen op het verzoek tot het betalen van schadevergoeding in verband met de beslissing ter zake de loondoorbetalingsverplichting.