ECLI:NL:RBZWB:2021:4814

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
BRE-20_9294
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag forensenbelasting en bevoegdheid rechtbank

In deze zaak heeft de belanghebbende, wonende in de Bondsrepubliek Duitsland, bezwaar gemaakt tegen de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2019. De aanslag, met dagtekening 15 juli 2020, leidde tot een niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar door de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, en deze termijn eindigde op 26 augustus 2020. Het bezwaarschrift werd pas op 14 september 2020 ontvangen, wat resulteerde in een overschrijding van de termijn. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, aangezien de belanghebbende geen redenen heeft aangevoerd die dit zouden kunnen rechtvaardigen. Hierdoor is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep van de belanghebbende is in dit opzicht kennelijk ongegrond.

Daarnaast heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om te oordelen over de beslissing van de heffingsambtenaar om de aanslag niet ambtshalve te verminderen. De rechtbank legt uit dat een rechtsgang bij de belastingrechter alleen openstaat voor voor bezwaar vatbare beschikkingen. De afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering valt hier niet onder, waardoor de rechtbank in dit geval niet bevoegd is om hierover te oordelen. De rechtbank heeft de beslissing genomen om het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond te verklaren en zich onbevoegd te verklaren voor zover het beroep betrekking heeft op de ambtshalve beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/9294
uitspraak van 27 september 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , Bondsrepubliek Duitsland,

belanghebbende,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland,

de heffingsambtenaar.

Motivering

Belanghebbende heeft bij e-mail van 14 september 2020 bezwaar gemaakt tegen de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2019 met aanslagnummer [aanslagnummer] en dagtekening 15 juli 2020.
De heffingsambtenaar heeft twee beslissingen genomen naar aanleiding van de e-mail van 14 september 2020. Ten eerste is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Ten tweede heeft de heffingsambtenaar besloten om de aanslag niet ambtshalve te verminderen.
Belanghebbende heeft hiertegen een beroepschrift ingediend. De rechtbank gaat op beide beslissingen in.
Niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar
De aanslag heeft als dagtekening 15 juli 2020. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op 26 augustus 2020. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het via de e-mail ingediende bezwaarschrift is op 14 september 2020 bij de heffingsambtenaar ontvangen. Het bezwaarschrift is daarom niet tijdig ingediend.
De bezwaartermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift geen redenen aangevoerd op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
Het bezwaar is dan ook, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom in zoverre kennelijk ongegrond.
Beroep tegen de ambtshalve beslissing
De rechtbank is niet bevoegd om een oordeel te geven over de beslissing om ambtshalve vermindering. Een rechtsgang bij de belastingrechter staat namelijk alleen open met betrekking tot – voor zover hier van belang - een voor bezwaar vatbare beschikking. Een afwijzing van een verzoek om ambtshalve vermindering, zoals hier aan de orde, is niet aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking. Een rechtsvordering kan alleen worden ingesteld bij de civiele rechter als restrechter. De rechtbank verklaart zich daarom in zoverre kennelijk onbevoegd.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd voor zover beroep ziet op de ambtshalve beslissing.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 27 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.