ECLI:NL:RBZWB:2021:4812
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van huishoudelijke ondersteuning op grond van de WMO 2015
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk, dat op 1 juli 2021 zijn indicatie voor huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) per 1 maart 2021 heeft beëindigd. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot dit besluit. De zitting vond plaats op 15 september 2021, waar verzoeker aanwezig was en het college vertegenwoordigd werd door een gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de indicatie voor huishoudelijke ondersteuning van verzoeker op 1 maart 2021 is beëindigd, omdat het college van mening was dat verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor deze ondersteuning. Dit oordeel was gebaseerd op een eerdere beoordeling van de situatie in verzoekers woning, waaruit bleek dat de omstandigheden onhygiënisch en onveilig waren. Verzoeker heeft betoogd dat het college ten onrechte zijn indicatie heeft beëindigd en dat hij recht heeft op ondersteuning.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoeker voldoende procesbelang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit, omdat een inhoudelijk oordeel van belang kan zijn voor toekomstige aanvragen om ondersteuning. De rechter heeft ook het spoedeisend belang van verzoeker erkend, gezien zijn financiële situatie en het gebrek aan sociale ondersteuning.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het college op goede gronden heeft besloten om de indicatie voor huishoudelijke ondersteuning te beëindigen. Het beroep van verzoeker is ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. De uitspraak is gedaan door V.M. Schotanus, rechter, op 24 september 2021.