Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 24 september 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 21/2027, waarin A.F.M.J. Verhoeven als gemachtigde optrad voor een belastingplichtige. Het beroepschrift was ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant, maar werd doorgestuurd naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant omdat deze rechtbank bevoegd was om het beroep te behandelen. De rechtbank constateerde dat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke vereisten zoals vastgelegd in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er was geen schriftelijke machtiging overgelegd, en het beroepschrift was niet mede-ondertekend door de belastingplichtige. Bovendien ontbraken de motiverende gronden in het beroepschrift.
De griffier had de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om de verzuimen te herstellen binnen een gestelde termijn, maar de gemachtigde heeft hier niet op gereageerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende brieven met verzoeken om herstel van de verzuimen op het juiste adres zijn afgeleverd, maar dat de gemachtigde de verzuimen niet heeft hersteld. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 6:6 van de Awb.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank, waarbij de indiener kan verzoeken om gehoord te worden over het verzet.