ECLI:NL:RBZWB:2021:4796

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
BRE-21_9
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens niet betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 september 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De belanghebbende had eerder een beroep ingesteld dat niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht van € 48,00 niet was betaald. De rechtbank had de belanghebbende op meerdere momenten gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de gevolgen van het niet betalen. Ondanks een verzoek om ontheffing van het griffierecht wegens betalingsonmacht, heeft de belanghebbende geen bewijs geleverd dat hij daadwerkelijk in betalingsonmacht verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet heeft gereageerd op verzoeken om onderbouwing van zijn betalingsonmacht en dat er geen bewijs is overgelegd dat zijn financiële situatie zodanig was dat hij het griffierecht niet kon betalen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep op betalingsonmacht terecht is afgewezen en dat de niet-ontvankelijk verklaring van het beroep dus op goede gronden is gedaan. Het verzet is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/9
uitspraak van 24 september 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzet van:
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, van 1 juni 2021, verzonden op 1 juni 2021.

1.Behandeling van het verzet

1.1.
Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank is het beroep van belanghebbende (met bovengenoemd zaaknummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard, op grond van het niet betalen van het griffierecht.
1.2.
Bij brief van 27 juni 2021, ingekomen bij de rechtbank op 30 juni 2021, heeft belanghebbende verzet gedaan tegen deze uitspraak. Belanghebbende heeft daarbij niet verzocht op het verzet te worden gehoord.

2.Feiten en de gronden van het verzet

2.1.
Het beroepschrift van belanghebbende is op 17 december 2020 ontvangen ter griffie van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroepschrift doorgezonden naar deze rechtbank omdat deze rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen. Deze rechtbank heeft het beroepschrift op 4 januari 2021 ontvangen. De griffier van de rechtbank heeft belanghebbende er schriftelijk op gewezen dat voor het instellen van het beroep een griffierecht is verschuldigd van € 48,00.
2.2.
Bij brief van 25 januari 2021 heeft belanghebbende een verzoek gedaan om ontheffing van het griffierecht in verband met betalingsonmacht.
2.3.
Belanghebbende is bij aangetekende brief van 27 januari 2021 in de gelegenheid gesteld om het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen. Deze brief is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres en volgens gegevens van Track&Trace van PostNL op 28 januari 2021 op dat adres bezorgd. Omdat er geen reactie is ontvangen is het beroep op betalingsonmacht bij brief van 16 februari 2021 afgewezen en is belanghebbende opnieuw gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht.
2.4.
Bij aangetekend verzonden brief van 19 maart 2021 is belanghebbende opnieuw gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht ter zake van het instellen van het beroep. In deze brief is vermeld dat het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van de brief diende te zijn betaald, en dat bij niet tijdige betaling het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden. Deze brief is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres en volgens gegevens van Track&Trace van PostNL op 23 maart 2021 op dat adres bezorgd.
2.5.
Het verschuldigde griffierecht is niet betaald.
2.6.
Bij de in verzet bestreden uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank is het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht.
2.7.
De gronden waarop belanghebbende het verzet baseert staan vermeld in het verzetschrift.

3.Beoordeling van het verzet

3.1.
Belanghebbende is voor het ingestelde beroep € 48,00 aan griffierecht verschuldigd [1] . Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort [2] . Indien het griffierecht niet binnen de door de griffier gestelde termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest [3] .
3.2.
Niet in geschil is dat het griffierecht niet is betaald voor het einde van de daartoe gestelde termijn. Gelet op het bepaalde in artikel 8:41 van de Awb zal een beroep dan niet-ontvankelijk worden verklaard, tenzij geoordeeld moet worden dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
3.3.
Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat er ten onrechte totaal geen rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat juist in de coronatijd bij belanghebbende het geld een probleem is geworden omdat neveninkomsten wegvielen.
3.4.
De rechtbank stelt voorop dat degene die zich beroept op betalingsonmacht, aannemelijk moet maken dat hiervan sprake is. Belanghebbende heeft niet gereageerd op de aangetekende brief van 27 januari 2021 en heeft ook daarna geen bewijs aangedragen ter onderbouwing van het beroep op betalingsonmacht. Er kan daarom niet worden vastgesteld dat er sprake is van geen of onvoldoende inkomsten en/of vermogen om het griffierecht te voldoen en dat er sprake is van betalingsonmacht.
3.5.
In de in verzet bestreden uitspraak is naar het oordeel van de rechtbank dan ook op goede gronden geoordeeld dat het beroep op betalingsonmacht terecht is afgewezen.
3.6.
Nu het beroep op betalingsonmacht terecht is afgewezen en vast staat dat belanghebbende het griffierecht niet heeft voldaan, kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
3.7.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het beroep terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard.
3.8.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in verzet.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 24 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan belanghebbende en de wederpartij in het bodemgeschil op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.artikel 8:41, eerste lid, van de Awb
2.artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb
3.artikel 8:41, zesde lid, van de Awb