ECLI:NL:RBZWB:2021:4737

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
BRE-20_10260_10262
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepschrift inzake belastingaanslagen en verzoek om ambtshalve vermindering

Op 24 september 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij belanghebbende, een inwoner van [woonplaats], een herzieningsverzoek indiende bij de inspecteur van de Belastingdienst. Dit verzoek betrof aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012, met specifieke aanslagnummers. De inspecteur heeft het herzieningsverzoek echter aangemerkt als een beroepschrift tegen eerdere uitspraken op bezwaar van 18 juni 2020 en dit doorgezonden naar de rechtbank. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, welke eindigde op 30 juli 2020. Het beroepschrift werd echter pas op 12 augustus 2020 ontvangen, waardoor het niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding van openbare orde is, wat betekent dat een niet-ontvankelijkverklaring volgt bij termijnoverschrijding, tenzij er sprake is van verschoonbaarheid.

Belanghebbende heeft in een schrijven aan de rechtbank haar persoonlijke en medische situatie uiteengezet, maar de rechtbank concludeerde dat deze omstandigheden geen geldige verklaring boden voor de termijnoverschrijding. De rechtbank verklaarde de beroepen, zowel tegen de uitspraak op bezwaar als tegen de ambtshalve beslissing, niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank niet ingaat op de inhoudelijke bezwaren van belanghebbende, omdat de procedure niet correct is gevolgd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen, waarbij verzet mogelijk is binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 20/10260 en 20/10262
uitspraak van 24 september 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.
1. Motivering
1.1.
Belanghebbende heeft bij brief van 8 augustus 2020 een herzieningsverzoek ingediend bij de inspecteur betreffende aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2012 met aanslagnummer [aanslagnummer] H.26.01 en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2012 met aanslagnummer [aanslagnummer] W.26.01.4 (de aanslagen). De inspecteur heeft dit herzieningsverzoek aangemerkt als een beroepschrift tegen de uitspraken op bezwaar van 18 juni 2020 en het beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank omdat de rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen.
1.2.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op 30 juli 2020. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
1.3.
Het beroepschrift is op 12 augustus 2020 bij de inspecteur ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet tijdig ingediend.
1.4.
De beroepstermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
1.5.
Belanghebbende heeft in dat verband een schrijven aan de rechtbank gericht met een uiteenzetting van haar persoonlijke en medische situatie in (voornamelijk) de jaren 2012 tot en met 2018. De rechtbank begrijpt dat belanghebbende een lastige tijd heeft doorgemaakt. Dat biedt echter nog geen geldige verklaring voor de overschrijding van de beroepstermijn in 2020. Er zijn dus geen feiten en omstandigheden komen vast te staan op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De beroepen zijn daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk.
(Rechtstreeks) beroep tegen ambtshalve beslissing
1.6.
De inspecteur heeft in de brief van 18 juni 2020 het bezwaar van belanghebbende tevens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering en dit verzoek afgewezen wegens termijnoverschrijding. Voordat beroep tegen een dergelijke ambtshalve beslissing kan worden ingesteld, moet als uitgangspunt eerst de bezwaarfase doorlopen worden. Dat kan anders zijn indien beide partijen instemmen met het overslaan van de bezwaarfase (rechtstreeks beroep). Uit de stukken maakt de rechtbank op dat beide partijen instemmen met het overslaan van de bezwaarfase.
1.7.
Voor het rechtstreekse beroep tegen de ambtshalve beslissingen geldt voor wat betreft de termijnen hetzelfde als hiervoor al is geschreven. Dat betekent dus dat het rechtstreekse beroep te laat is ingesteld. Ook op dat punt is dus sprake van een kennelijk niet-ontvankelijk beroep.

Beslissing

De rechtbank;
- verklaart de beroepen voor zover zij zien op de uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen voor zover zij zien op de ambtshalve beslissing niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 24 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.