ECLI:NL:RBZWB:2021:4715

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8065, 20 _ 8073 en 20 _ 8074
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verminderingsbeschikkingen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de verminderingsbeschikkingen die voor de jaren 2013, 2014 en 2015 waren opgelegd. Deze verminderingsbeschikkingen betroffen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) die aan de belanghebbende waren opgelegd, nadat hij niet tijdig aangifte had gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende meerdere keren was uitgenodigd om aangifte te doen, maar hieraan geen gehoor had gegeven. De inspecteur had vervolgens ambtshalve aanslagen opgelegd, waartegen de belanghebbende in beroep ging.

Tijdens de zitting op 3 september 2021 in Roermond was de belanghebbende niet verschenen, ondanks dat hij op correcte wijze was uitgenodigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de uitnodiging tijdig en op het juiste adres was verzonden. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij voldeed aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast hiervoor bij de belanghebbende lag, en dat hij geen onderbouwende stukken had overgelegd ter ondersteuning van zijn stelling dat hij aan het urencriterium voldeed. Ook de stelling dat er niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek uit vorige jaren in aanmerking moest worden genomen, werd door de rechtbank verworpen wegens gebrek aan onderbouwing. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/8065, 20/8073 en 20/8074
uitspraak van 24 september 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 10 juli 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem:
- voor het jaar 2013 opgelegde verminderingsbeschikking van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) (aanslagnummer [aanslagnummer] H.36.01);
- voor het jaar 2014 opgelegde verminderingsbeschikking van de aanslag IB/PVV (aanslagnummer [aanslagnummer] H.46.01);
- voor het jaar 2015 opgelegde verminderingsbeschikking van de aanslag IB/PVV (aanslagnummer [aanslagnummer] H.56.01);
hierna: de verminderingsbeschikkingen.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2021 te Roermond.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [inspecteur] .
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 29 juni 2021 aan belanghebbende op het adres [adres] te [woonplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 30 juni 2021 aan belanghebbende op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

2. Gronden

2.1.
Voor de jaren 2013, 2014 en 2015 is belanghebbende uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte IB/PVV. Belanghebbende heeft niet binnen de gestelde termijnen aangifte gedaan.
2.2.
Met dagtekeningen 23 november 2016, 27 september 2017 en 7 maart 2018 zijn er ambtshalve aanslagen IB/PVV opgelegd voor de respectievelijke jaren 2013, 2014 en 2015.
2.3.
Belanghebbende heeft voor de jaren 2013, 2014 en 2015 aangiften IB/PVV ingediend op respectievelijk 31 december 2018, 18 februari 2019 en 12 november 2018. Deze aangiften zijn door de inspecteur in behandeling genomen als verzoeken om ambtshalve vermindering.
2.4.
Vervolgens zijn de verminderingsbeschikkingen opgelegd. Ten aanzien van de onderhavige jaren is er afgeweken van de door belanghebbende ingediende aangiften, in de zin dat de geclaimde zelfstandigenaftrek is gecorrigeerd. Voor het jaar 2014 is tevens de door belanghebbende aangegeven waarde van zijn eigen woning gecorrigeerd naar de WOZ-waarde.
2.5.
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende recht heeft op zelfstandigenaftrek.
2.6.
Artikel 3.76, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) bepaalt dat de zelfstandigenaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, van de Wet IB 2001, wordt aan het urencriterium voldaan indien gedurende het kalenderjaar ten minste 1.225 uren worden besteed aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet. De bewijslast dat aan het urencriterium wordt voldaan, ligt bij belanghebbende.
2.7.
Belanghebbende heeft gesteld dat aan het urencriterium is voldaan, maar tegenover de gemotiveerde betwisting van de inspecteur heeft belanghebbende geen onderbouwing van zijn stelling overgelegd. Belanghebbende stelt dat hij stukken zou hebben opgestuurd, maar de rechtbank heeft geen onderbouwende stukken in haar zaaksdossier. Ter zitting heeft de inspecteur verklaard dat ook hij geen onderbouwende stukken ontvangen heeft. De rechtbank is derhalve van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat voldaan is aan het urencriterium. Er is dan ook geen recht op zelfstandigenaftrek.
2.8.
Tevens heeft belanghebbende gesteld dat er niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek uit vorige jaren in aanmerking dient te worden genomen. De inspecteur heeft ter zitting gemotiveerd betwist dat er sprake is van niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek uit vorige jaren. Bij gebrek aan enige onderbouwing van de stelling van belanghebbende, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is dat er sprake is van niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek.
2.9.
Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen ongegrond verklaard.
2.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 24 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.