ECLI:NL:RBZWB:2021:4624

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6733
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten eigen bijdrage rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door eiseres. Eiseres had op 9 september 2019 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een eigen bijdrage van € 145,00, die verband hield met een op 19 april 2019 verleende toevoeging voor rechtsbijstand. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk heeft de aanvraag afgewezen, omdat deze te laat was ingediend volgens de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oisterwijk 2017. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 8 juli 2021 is gebleken dat eiseres sinds 3 september 2019 algemene bijstand ontvangt en dat haar aanvraag voor bijzondere bijstand te laat was ingediend. Eiseres voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die haar in staat hadden moeten stellen om eerder een aanvraag in te dienen, met name de sluiting van haar woning op last van de burgemeester. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet tijdig een aanvraag had ingediend en dat de afwijzing van de aanvraag door het college terecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldaan had aan de termijn van één maand na de kosten voor de eigen bijdrage, zoals voorgeschreven in de Beleidsregels.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6733 PW

uitspraak van 15 september 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. T. Möller,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 7 november 2019 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor bijzondere bijstand voor kosten van de eigen bijdrage van een op 19 april 2019 verleende toevoeging afgewezen.
In het besluit van 24 april 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 8 juli 2021. De onderhavige zaak is gelijktijdig met de beroepsprocedure BRE 20/6732 PW behandeld. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1. Op grond van de stukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres ontvangt sinds 3 september 2019 op grond van de Participatiewet (PW) algemene bijstand naar de norm van een alleenstaande ouder onder toepassing van de kostendelersnorm.
Eiseres heeft op 9 september 2019 een aanvraag ingediend voor toekenning van bijzondere bijstand. De kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand aanvraagt, betreffen de kosten van een eigen bijdrage van € 145,00 van een op 19 april 2019 verleende toevoeging. De toevoeging is verleend op grond van de Wet op de Rechtsbijstand.
Verweerder heeft de aanvraag om toekenning van bijzondere bijstand in het primaire besluit afgewezen. Verweerder heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat bijstand niet met terugwerkende kracht verleend kan worden. Op grond van de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oisterwijk 2017 (Beleidsregels) heeft eiseres de aanvraag te laat ingediend. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Op 4 februari 2020 vond de hoorzitting plaats.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie, ongegrond verklaard en de afwijzing van de aangevraagde bijzondere bijstand ongewijzigd in stand gehouden.
Geschil
2. In geschil is of verweerder op goede gronden de aangevraagde bijzondere bijstand heeft afgewezen, omdat eiseres de aanvraag hiervoor te laat heeft ingediend.
Beroepsgronden en verweer
3.1
Eiseres voert – net als in bezwaar aan – dat de noodzaak voor de verlening van de bijzondere bijstand vaststaat en dat er bijzondere omstandigheden zijn om af te wijken van artikel 4, derde lid, van de Beleidsregels. Deze bijzondere omstandigheden zijn terug te voeren op het gegeven dat de woning van eiseres op last van de burgemeester gedurende drie maanden is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De huurovereenkomst is daarna door de verhuurder ontbonden en eiseres is met haar dochter dakloos geworden. De dochter kon worden ingeschreven op het adres van de moeder, maar eiseres kon dat pas op 27 mei 2019. Na beëindiging van de huurovereenkomst verbleef zij op meerdere plaatsen in Oisterwijk. Eiseres begrijpt dat de sluiting van de woning voor haar risico komt, maar stelt dat dit niet zo ver gaat dat zij hierdoor geen bijzondere bijstand kan aanvragen.
3.2
Verweerder heeft aangevoerd dat de toekenning van bijstand afhankelijk is van het feitelijk verblijf en niet zo zeer het adres van inschrijving. Er is geenszins gebleken dat het voor eiseres niet mogelijk was om eerder een aanvraag in te dienen. Verder heeft eiseres, na inschrijving op het adres van haar moeder, de aanvraag pas op 9 september 2019 ingediend. In beginsel kan bijstand niet met terugwerkende kracht worden toegekend. Verweerder voert bovenwettelijk begunstigend beleid en eiseres had de aanvraag binnen een maand na de verlening van de toevoeging kunnen indienen. Deze termijn is ruimschoots verstreken. Verweerder acht verder afwijken van de wet en het beleid niet gewenst. Voorts doen er zich volgens verweerder geen bijzondere omstandigheden voor om anders te besluiten.

Wettelijk kader

4. De relevante regels, die gelden voor het bepalen van de tijdigheid van de aanvraag bijzondere bijstand, zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
De beoordeling door de rechtbank
5.1
Tussen partijen is niet in geding dat voor de kosten, waarvoor eiseres op 9 september 2019 een aanvraag voor bijzondere bijstand indiende, in beginsel bijzondere bijstand verleend zou kunnen worden. Het gaat immers om de kosten van een eigen bijdrage van een aan eiseres verleende toevoeging voor rechtsbijstand van haar advocaat. Deze kosten vallen op grond van artikel 3, eerste lid, juncto artikel 27 onder de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oisterwijk 2017 (Beleidsregels). Partijen verschillen van mening of verweerder terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat de aanvraag voor deze kosten te laat is ingediend.
5.2
Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over de toepassing van artikel 44 van de Participatiewet, wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum waarop de aanvraag om bijstand is ingediend [1] . Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken wanneer bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Zulke omstandigheden kunnen zich voordoen als het de betrokkene niet kan worden verweten dat hij/zij niet tijdig een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Dit kan het geval zijn als de betrokkene niet in staat was om tijdig een aanvraag om bijstand in te dienen of als de betrokkene daarvan is afgehouden door de bijstandsverlenende instantie [2] .
5.3
Eiseres voert in deze zaak dezelfde bijzondere omstandigheden aan als in de procedure met kenmerk BRE 20/6732 PW. De rechtbank heeft in die procedure het beroep van eiseres op de gestelde bijzondere omstandigheden afgewezen in het kader van de aanvraag om (algemene) bijstandsuitkering met terugwerkende kracht. Ook in onderhavige zaak wijst de rechtbank het beroep op bijzondere omstandigheden af. De rechtbank is van oordeel dat daarmee niet gebleken is dat het voor eiseres onmogelijk was om eerder bijstand aan te vragen. Als eiseres zou worden gevolgd in haar stelling dat zij zich pas vanaf 27 mei 2019 bij haar moeder kon inschrijven, dan is de aanvraag bovendien niet direct daarna, maar ruim drie maanden later, ingediend.
5.4
Verweerder hanteerde ten tijde in geding, in afwijking van artikel 44 van de Participatiewet, het beleid dat aanvragen voor bijzondere bijstand – van onder meer eigen bijdragen voor toevoegingen – kunnen worden ingediend tot uiterlijk één maand nadat de kosten zijn gemaakt (artikel 4, vierde lid, van de Beleidsregels). Dit beleid dient te worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid, voor zover op grond daarvan bijzondere bijstand tot een maand terugwerkende kracht kan worden verleend zonder dat zich bijzondere omstandigheden voordoen. Volgens vaste rechtspraak [3] wordt een dergelijk beleid als gegeven beschouwd en dient de bestuursrechter te volstaan met de beoordeling van de vraag of het bestuursorgaan het beleid op consistente wijze heeft toegepast.
In deze zaak staat vast dat eiseres niet uiterlijk één maand nadat de kosten voor de eigen bijdrage van de toevoeging zijn gemaakt, een aanvraag bijzondere bijstand heeft ingediend. Er is dus niet voldaan aan het bepaalde in artikel 4, vierde lid, van de Beleidsregels. Gesteld noch gebleken is dan ook dat verweerder het beleid niet consistent heeft toegepast.
Conclusie
6. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 15 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage
Artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet:
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet:Indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
Artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oisterwijk 2017 (Beleidsregels):
De kosten in deze beleidsregels kunnen worden gezien als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan die naar het oordeel van het college voor bijstandsverlening in aanmerking komen.
Artikel 4, derde en vierde lid, van de Beleidsregels:3. Een aanvraag om bijzondere bijstand moet worden ingediend en ter beoordeling
worden voorgelegd vóórdat de kosten daadwerkelijk door de belanghebbende zijn
gemaakt.
4. Van het bepaalde in het derde lid kan, met de periode van een maand, worden
afgeweken indien dit op individuele omstandigheden vereist is en er daarnaast geen
twijfel bestaat over de noodzaak van de kosten en het inkomen op het moment dat de kosten werden gemaakt. Dit geldt in ieder geval, maar niet uitsluitend voor eigen bijdrage advocaatkosten, eigen bijdrage met betrekking tot zorg en bewindvoeringskosten. Het is bij toepassing van dit lid niet relevant of de kosten al voldaan zijn.
Artikel 27, eerste en tweede lid, van de Beleidsregels:1. Een inkomensafhankelijke bijdrage rechtshulp komt niet voor bijzondere
bijstandsverlening in aanmerking.
2. Het eerste lid geldt niet voor de inkomensafhankelijke bijdrage of (restant) eigen
bijdrage voor kosten van rechtsbijstand indien belanghebbende de
toevoegingsbeschikking van de Raad voor Rechtsbijstand een diagnosedocument van het Juridisch Loket overhandigt waaruit blijkt dat de gewenste rechtsbijstand noodzakelijk is.

Voetnoten

1.CRvB 22 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:533 en 8 oktober 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1952.
2.CRvB 23 februari 2021, ECLI:NL:2021:386.
3.CRvB 8 oktober 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1952.