ECLI:NL:RBZWB:2021:4618

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
AWB - 15 _ 3199
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaafverzoek dividendbelasting door buitenlandse beleggingsinstelling

Op 16 september 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een teruggaafverzoek van dividendbelasting door een belanghebbende gevestigd in Spanje. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om teruggaaf van dividendbelasting over het jaar 2011. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de Hoge Raad eerder had beslist dat buitenlandse beleggingsinstellingen, die in Nederland niet inhoudingsplichtig zijn voor de dividendbelasting, niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op basis van de regeling van de afdrachtvermindering. De rechtbank oordeelde dat er geen recht bestond op teruggaaf van dividendbelasting, en derhalve ook geen recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/3199
uitspraak van 16 september 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [vestigingsplaats] (Spanje),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
Zitting
Een zitting is met toepassing van artikel 8:57 van de Awb achterwege gebleven.

1.Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar op de bezwaren van belanghebbende tegen de afwijzing van de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over het jaar 2011, waaraan de rechtbank het zaaknummer 15/3199 heeft toegekend.
Belanghebbende stelt – kort gezegd – met een beroep op het Unierecht dat recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat omdat belanghebbende vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (hierna: fbi).
De zaak is aangehouden in afwachting van de beantwoording door de Hoge Raad van prejudiciële vragen door deze rechtbank. Bij aangetekende brief van 11 mei 2021, welke volgens gegevens van PostNL is ontvangen op 12 mei 2021, heeft de rechtbank belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het beroep binnen vier weken (nader) te motiveren. Bij brief van 15 juni 2021 heeft de rechtbank, desgevraagd, zes weken uitstel verleend. De rechtbank heeft geen reactie ontvangen.
Gezien het overgangsrecht van artikel XXVI, leden 8 en 9, van de wet Overige fiscale maatregelen 2008 [1] , is – kort gezegd – voor teruggaafverzoeken met betrekking tot de boekjaren vanaf het boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2008 het regime van de afdrachtvermindering [2] van belang.
De rechtbank is van oordeel dat het teruggaafverzoek terecht is afgewezen, reeds gelet op het volgende. De Hoge Raad heeft beslist dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door de omstandigheid dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen, in verband met het gegeven dat zij in Nederland niet inhoudingsplichtig zijn voor de dividendbelasting, niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. [3]
Aangezien geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting, heeft belanghebbende evenmin recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.
Het beroep van belanghebbende is daarom ongegrond.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

2.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx , griffier, op 16 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Stb. 2007, 563.
2.Artikel 11a van de Wet op de dividendbelasting 1965.