In deze zaak hebben verzoekers beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk, dat hen een last onder dwangsom heeft opgelegd wegens het gebruik van een ruimte in strijd met het bestemmingsplan. Verzoeker sub 1, die de ruimte gebruikt voor zijn bedrijf, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De voorzieningenrechter heeft op 14 september 2021 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 24 augustus 2021 is verzoeker sub 1 verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verzoeker sub 2 zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het college was vertegenwoordigd door mr. I. Boujamid.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker sub 2 kort voor de zitting is overleden, waardoor zijn procesbelang is komen te vervallen. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep van verzoeker sub 2. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling van het beroep van verzoeker sub 1 uitgevoerd. Hij oordeelde dat het college terecht had vastgesteld dat verzoeker sub 1 de ruimte in strijd met het bestemmingsplan gebruikte, en dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. De voorzieningenrechter heeft het beroep van verzoeker sub 1 ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.