ECLI:NL:RBZWB:2021:4554

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7466
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verzoek om bevordering naar stafjurist B

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 13 september 2021, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het bestuur van de rechtbank Oost-Brabant behandeld. Eiser, werkzaam als stafjurist A, had verzocht om bevordering naar stafjurist B, maar zijn verzoek werd afgewezen in het primaire besluit van 18 juni 2019 en het bestreden besluit van 24 april 2020. De rechtbank heeft de zaak van de rechtbank Oost-Brabant ontvangen en op 1 juli 2021 besproken. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig, evenals vertegenwoordigers van verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit lijdt aan een motiverings- en onderzoeksgebrek. Eiser heeft aangevoerd dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, terwijl verweerder van mening is dat het besluit zorgvuldig is genomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de aard en zwaarte van de werkzaamheden van eiser, en dat de Fuwasys-systematiek niet geschikt is voor de beoordeling van eisers verzoek. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om de gebreken in het besluit te herstellen binnen drie maanden en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7466 AW
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 13 september 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [plaatsnaam], eiser

gemachtigde: mr. M.M. Pasman,
en

het bestuur van de rechtbank Oost-Brabant, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 18 juni 2019 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om hem te bevorderen naar stafjurist B (schaal 12) afgewezen.
In het besluit van 24 april 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant.
Bij beslissing van 30 juli 2020 heeft de rechtbank Oost-Brabant de zaak verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 1 juli 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser en zijn gemachtigde. Namens verweerder waren aanwezig mr. L. Deerenberg, mr. A.C. van Rossum, [aanwezige verweerder1] en [aanwezige verweerder2].
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is werkzaam als stafjurist A bij de rechtbank Oost-Brabant in Team [team1], Team [team2], cluster [cluster].
Op 12 maart 2019 heeft eiser verzocht om hem te bevorderen naar stafjurist B.
Met het primaire besluit is het verzoek van eiser afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt.
In de bezwaarprocedure heeft verweerder aan [naam deskundige], consultant-expert Fuwasys/FGR, (functiewaarderingsdeskundige) gevraagd een functiewaarderingsonderzoek te verrichten naar de functie van eiser.
[naam deskundige] heeft op 13 november 2019 gerapporteerd en komt tot de conclusie dat de zwaarte van de functie ingedeeld moet worden in schaal 11 (hoofdgroep V, niveau b).
De adviescommissie in bezwaar heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en verweerder geadviseerd om nader onderzoek te (laten) doen. Verweerder heeft vervolgens aan [naam deskundige] gevraagd of nader onderzoek nodig en/of mogelijk is.
[naam deskundige] heeft in zijn memo van 7 april 2020 een nadere toelichting gegeven op zijn rapport. Hij stelt dat een nader onderzoek niet nodig is.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Geschil
2. In geschil is de afwijzing van het verzoek van eiser om hem te bevorderen naar stafjurist B.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit.
Standpunt eiser
4. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Hij is van mening dat bij de beoordeling op welk niveau hij zijn werkzaamheden verricht een vergelijking tussen de functieprofielen van stafjurist A en stafjurist B moet plaatsvinden. Verweerder heeft erkend dat eiser al aan twee van de drie onderscheidende aspecten van de beschrijving van stafjurist B voldoet. Eiser voldoet naar zijn mening ook aan het derde aspect dat tenminste 30% van zijn werkzaamheden moet worden gekwalificeerd als ‘zware en/of uitzonderlijke zaken met een brede precedentwerking’. De formulering van de opdracht aan de functiewaarderingsdeskundige sluit niet helemaal aan bij het criterium voor een mogelijke aanspraak op bevordering, zoals de adviescommissie ook heeft geformuleerd en waarvan verweerder tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft erkend dat dit het juiste criterium is.
Eiser verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren en te bepalen dat verweerder onderzoek moet laten doen naar de taakverzwarende elementen.
Standpunt verweerder
5. Verweerder is van mening dat sprake is van een zorgvuldig tot stand gekomen beslissing. Hij heeft onderzoek laten verrichten door [naam deskundige], een externe Fuwasys-deskundige. De conclusie van deze deskundige is dat het opgedragen takenpakket zich op het niveau van schaal 11 bevindt. Eiser heeft geen contra-expertise ingebracht waaruit anders blijkt.
Verweerder stelt dat hij niet heeft erkend dat het door de adviescommissie genoemde criterium het juiste criterium is. Uit het verweerschrift en uit wat besproken is tijdens de hoorzitting blijkt dat verweerder de norm volgt die in artikel 5 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA) als uitgangspunt is genomen. Verweerder geeft aan dat hij, gemotiveerd, mag afwijken van het advies van de commissie en dit ook heeft gedaan. Het criterium dat de adviescommissie als uitgangspunt neemt, is onjuist. De Fuwasys-deskundige heeft op basis van het feitelijk opgedragen takenpakket beoordeeld op welk niveau de functie gewaardeerd moet worden.
Verweerder is van mening dat het geschil zich ten onrechte toespitst op de vraag in welke mate er sprake is van functieverzwarende taken in de functie van stafjurist B ten opzichte van stafjurist A. Het Fuwasys is op grond van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) en het BBRA (en inmiddels CAO Rijk) de verplichte systematiek. Aan het oordeel van de Fuwasys-deskundige moet meer gewicht worden toegekend dan aan een vergelijking tussen twee functieprofielen door niet-deskundigen.
Beoordeling rechtbank
6. Eiser heeft verzocht om geplaatst te worden in de functie van stafjurist B. De rechtbank merkt dit verzoek aan als een verzoek om herwaardering van zijn functie, zoals bedoeld in artikel 5a van het BBRA. Eiser heeft zich immers op het standpunt gesteld dat de zwaarte van de taken die hij uitvoert niet past binnen de functie van stafjurist A, maar dat de door hem uitgevoerde taken aansluiten bij de functiebeschrijving van stafjurist B.
7. Aan de weigering om aan eisers verzoek te voldoen, heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het opgedragen takenpakket zich op het niveau van schaal 11 bevindt. Verweerder heeft zijn standpunt dat binnen het cluster Insolventie de formatie niet wordt uitgebreid met een stafjurist B in schaal 12 ter zitting expliciet laten vallen. Aspecten van organisatorische aard zal de rechtbank daarom niet betrekken bij de beoordeling van het bestreden besluit.
8. Bij een verzoek om herwaardering moet beoordeeld worden of er voorafgaand aan het verzoek sprake is geweest van nieuwe, door het bevoegde gezag opgedragen taken of aantoonbare taakverzwaringen die eiser nog niet uitvoerde op het moment dat hij ingedeeld werd in zijn functie. Niet in geschil is dat de werkzaamheden die eiser vanaf 2013 verricht in een zogeheten megazaak als de zwaarste te duiden zijn en dat deze taken ook aan hem zijn opgedragen, nadat hij werd ingedeeld in de functie van stafjurist A. Er zal dan ook onderzoek gedaan moeten worden naar de aard en zwaarte van deze werkzaamheden. Hierbij zal gekeken moeten worden naar de feitelijk opgedragen werkzaamheden en niet naar de organieke functie. Ook zal beoordeeld moeten worden wat de omvang is van deze werkzaamheden in relatie tot het totale takenpakket van eiser. Deze verzwaarde taken moeten immers ook substantieel en structureel worden uitgevoerd. Het gaat bij deze beoordeling om een vaststelling van feiten, zodat een terughoudende toetsing van de bestuursrechter niet op zijn plaats is. [1]
De rechtbank hecht eraan te benadrukken dat de term ‘substantieel’ niet in het ARAR of het BBRA nader wordt gedefinieerd. De rechtbank ziet daarom aanleiding om voor de uitleg van deze term aan te sluiten bij wat in de Fuwasys-systematiek onder substantieel wordt verstaan. Zoals [naam deskundige] in zijn aanvullend memo van 7 april 2020 heeft gesteld, worden werkzaamheden als substantieel aangeduid als het gaat om een percentage van minimaal 25.
9. Een verzoek om herwaardering betekent naar het oordeel van de rechtbank niet zondermeer dat er altijd een onderzoek met toepassing van Fuwasys moet plaatsvinden. Dit is door verweerder ter zitting ook erkend. Het verzoek om herwaardering kan ook omvatten een heroverweging of eiser, gelet op zijn werkzaamheden, (nog) wel aan de juiste functie is gekoppeld. Gelet op de strekking van eisers verzoek, streeft hij deze laatste beoordeling na. Bij deze beoordeling is een terughoudende toets aangewezen. [2] Dit betekent dat de inpassing van de werkzaamheden in een functieprofiel niet in stand kan blijven als deze onhoudbaar is. Daarvoor is ontoereikend dat inpassing in een ander, hoger gewaardeerd, functieprofiel op zichzelf verdedigbaar is.
10. Verweerder heeft [naam deskundige] onderzoek laten verrichten naar de werkzaamheden van eiser. Over de beschrijving van de werkzaamheden zoals opgenomen in het rapport van [naam deskundige] van 13 november 2019 zijn partijen het eens.
[naam deskundige] heeft de taken vervolgens beoordeeld volgens de Fuwasys-systematiek en is daarbij tot de conclusie gekomen dat geen van de door eiser verrichte taken op schaalniveau 12 wordt uitgevoerd. De rechtbank is met eiser van oordeel dat met dit onderzoek onvoldoende recht wordt gedaan aan zijn verzoek. Een beoordeling volgens Fuwasys is in beginsel weliswaar geschikt om vast te stellen in welke salarisschaal een functie moet worden ingedeeld, maar is niet geschikt om te bepalen of de taken en werkzaamheden die eiser feitelijk ten behoeve van de megazaak verricht, passen binnen het functieprofiel van stafjurist B in schaal 12. Daarbij is van belang dat het bij de beoordeling volgens de Fuwasys-systematiek of schaal 12 van toepassing is, met name bepalend is of de medewerker zelfstandig beslissingen neemt, terwijl in het functieprofiel van stafjurist B deze besliscomponent niet is opgenomen. Ingevolge het functieprofiel is het voldoende dat de medewerker adviseert in kwesties van zeer complexe juridische aard en beslissingen concipieert. Dat deze besliscomponent niet is opgenomen in de functiebeschrijvingen is ook logisch, aangezien een stafjurist nooit formeel de beslissingen neemt. Dat doet immers de rechter. Zou verweerder gevolgd worden in zijn standpunt dat Fuwasys bepalend is voor de beoordeling van eisers verzoek, dan zou dit betekenen dat hij nooit in de functie van stafjurist B kan worden ingedeeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het functiewaarderingsonderzoek in de vorm zoals het nu is uitgevoerd, niet geschikt is om eisers verzoek te beoordelen. Deze beoordeling dient, zoals ook eerder geconcludeerd door de adviescommissie, plaats te vinden door vergelijking van functieprofielen.
11. Vergelijking van de functieprofielen stafjurist A en B levert op dat de volgende aspecten onderscheidend zijn voor stafjurist B:
- Het moet gaan om zware of uitzonderlijke zaken die een specialisatie vragen of waarin het om nieuwe materie gaat en waarin sprake is van een brede precedentwerking en/of grote politiek-bestuurlijke, sociaal-maatschappelijke, financieel-economische belangen en/of internationale rechtssystemen.
- Hij/zij fungeert als sparringspartner ten aanzien van diverse aangelegenheden op het rechtsgebied.
- Hij/zij heeft kennis van internationale rechtssystemen.
12. Om te kunnen beoordelen bij welke functie de aan eiser opgedragen taken passen, zal er voldoende concreet inzicht moeten worden geboden in de omvang en reikwijdte van de aan eiser opgedragen taken.
Uit het door [naam deskundige] ingestelde onderzoek blijkt reeds dat eiser fungeert als sparringpartner voor de rechters-commissaris en dat de megazaak kan worden aangemerkt als een uitzonderlijke zaak die om specialisatie vraagt en waarin sprake is van grote financieel-economische belangen. Evenmin is in geschil dat eiser kennis heeft van internationale rechtssystemen. Uit het onderzoek van [naam deskundige] kan dus worden geconcludeerd dat eiser (in beginsel) voldoet aan deze onderscheidende aspecten van het functieprofiel stafjurist B. De vervolgvraag is of hij zich structureel en voor een substantieel deel van zijn werkuren met deze verzwarende werkzaamheden bezig houdt.
Ter zitting is gebleken dat eiser een vrijstelling van 60 uur per maand heeft voor zijn werkzaamheden in de megazaak. Niet gezegd is echter dat alle taken die eiser moet uitvoeren in de megazaak ook als ‘uitzonderlijk’ en ‘om specialisatie vragend’ kunnen worden aangemerkt. Op basis van de beschikbare gegevens kan thans niet worden vastgesteld of de hiervoor genoemde onderscheidende aspecten voldoende structureel en in voldoende omvang voorkomen. Verweerder zal hiernaar nog nader onderzoek moeten (laten) doen.
13. Bovenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit lijdt aan een motiverings- en onderzoeksgebrek. Het beroep komt om die reden voor gegrondverklaring, en het bestreden besluit voor vernietiging, in aanmerking.
14. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal verweerder in de gelegenheid stellen om alsnog onderzoek te (laten) verrichten naar de omvang van de onder punt 12 genoemde taken en werkzaamheden in relatie tot de onder punt 11 genoemde onderscheidende aspecten.
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
15. De rechtbank zal de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen bepalen op 3 maanden. Als verweerder geen gebruik wil maken van de mogelijkheid het gebrek te herstellen, dan dient verweerder dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
16. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen binnen 3 maanden na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt verweerder op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, en mr. S.A.M.L. van de Sande en mr. V.M. Schotanus, leden, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 13 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.

Bijlage Wettelijk kader

Ambtenarenwet 2017
Artikel 16
1. Krachtens deze wet genomen besluiten die zijn genomen voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, behouden hun geldigheid.
2. Ten aanzien van de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen alsmede de behandeling van zodanig bezwaar of beroep tegen een op grond van deze wet genomen besluit of handeling dat voor het in het eerste lid bedoelde tijdstip is bekendgemaakt, blijft het recht van toepassing zoals dat gold voor dat tijdstip.
Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA)
In artikel 5, tweede lid, van het BBRA, zoals dat gold tot 1 januari 2020, is bepaald dat de salarisschaal welke voor de ambtenaar geldt, tenzij zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet, bepaald wordt met inachtneming van de zwaarte van zijn functie en van bijzondere regelingen, als bedoeld in artikel 13 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of in bepalingen van dezelfde strekking in een soortgelijke regeling.
In artikel 5, derde lid van het BBRA, zoals dat gold tot 1 januari 2020, is bepaald dat de zwaarte van de functie wordt bepaald binnen de in de bijlage B van dit besluit aangegeven indelingsstructuur, met inachtneming van het door of in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde normeringsstelsel.
In artikel 5a, eerste lid, van het BBRA, zoals dat gold tot 1 januari 2020, is bepaald dat de ambtenaar die zich niet kan verenigen met de uitkomst van de bepaling van de zwaarte van zijn functie als bedoeld in artikel 5, derde lid, het voor de toepassing van artikel 5, tweede lid, bevoegde gezag kan verzoeken die waarderingsuitkomst opnieuw in overweging te nemen.