Op 9 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor het herbestemmen van een gebouw tot studentenhuisvesting. Verzoekster, Stichting Woongoed Middelburg, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Middelburg, dat op 8 juli 2021 een omgevingsvergunning heeft verleend voor het uitbreiden van gebouw C tot studentenhuisvesting. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vreest voor concurrentie en leegstand door de realisatie van dit project.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op zitting op 26 augustus 2021. Tijdens de zitting is gebleken dat de werkzaamheden al waren begonnen en dat de verhuur aan studenten binnen afzienbare tijd zou starten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zij en vergunninghoudster actief zijn in hetzelfde marktsegment van studentenhuisvesting in Middelburg.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens de rechtmatigheid van het bestreden besluit beoordeeld en geconcludeerd dat het college niet in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld. Ook is geoordeeld dat het college de omgevingsvergunning terecht heeft verleend, omdat de extra bouwlaag in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond dat zou leiden tot een onevenredig nadeel voor verzoekster. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.