4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1, 2 en 3
Betrouwbaarheid verklaring aangever
Hoewel aangever in eerste instantie in strijd met de waarheid heeft verklaard dat er aan de aangegeven strafbare feiten een daadwerkelijke en leuke date met een vrouw was voorafgegaan, ziet de rechtbank geen enkele aanleiding te twijfelen aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring als het gaat over die strafbare feiten zelf. Ten eerste heeft aangever naar het oordeel van de rechtbank een plausibele verklaring gegeven waarom hij niet naar waarheid heeft verklaard over het doorgaan van de online date, namelijk een gevoel van schaamte. Daarnaast vindt zijn verklaring over de aangegeven strafbare feiten steun in meerdere bewijsmiddelen.
Dit laatste geldt niet voor het aangegeven dreigen met een vuurwapen en het tegen zijn keel houden van een mes. De geneeskundige verklaring over de bij aangever geconstateerde steekverwonding in de rechter knie ondersteunt echter het gebruik van een mes. Tot slot past het aangegeven dreigen met (een op) een vuurwapen gelijkend voorwerp zeer goed bij de geweldshandelingen en bedreigingen waarvoor wel steunbewijs is. Bovendien hoeft niet ieder onderdeel van de tenlastelegging te worden gedekt door meerdere bewijsmiddelen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de aangifte van [slachtoffer 1] betrouwbaar, waardoor zij deze volgt.
De strafbare feiten
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat aangever op de avond van 28 november 2020 en in de nacht van 29 november 2020 slachtoffer is geworden van een gewelddadige beroving, waarbij drie daders zijn betrokken, die hij consequent man 1, 2 en 3 noemt. Aangever is onder meer geschopt en geslagen, met een vuurwapen en een mes bedreigd en met een mes in zijn rechter bovenbeen gestoken. Daarbij is hij urenlang tegen zijn wil vastgehouden en is er, nadat hij onder dwang zijn telefoon, autosleutels en twee bankpassen en bijbehorende pincodes heeft moeten afgeven, € 1.000,- van zijn bankrekening opgenomen en zijn er online goederen, te weten een jas, drie paar schoenen, drie trainingspakken en eten, besteld via zijn telefoon en betaald via zijn bankapplicatie op zijn telefoon. Ook zijn er bij twee tankstations sigaretten en Paysafe kaarten met zijn pinpas betaald.
Uit de aangifte blijkt dat man 1, 2 en 3 in het begin gezamenlijk geweld hebben gebruikt tegen aangever door hem te schoppen en te slaan en dat man 1 zelfs nog verder is gegaan. Daar waren man 2 en 3 echter gewoon bij en zij hebben daarvan op geen enkele wijze afstand genomen. Integendeel, nadat aangever door man 1 met een mes in zijn bovenbeen was gestoken, heeft een van de andere twee een sok van aangever uitgedaan. Daarop kon man 1 zijn mes op een teen van aangever zetten en dreigen die eraf te snijden, waarop aangever alsnog onder andere zijn bankpasjes en pincodes gaf.
Aangever heeft over zijn komst naar Tilburg later aanvullend verklaard dat hij naar Tilburg was gelokt via een zogenaamde internetdate met ene “ [naam 1] ”. Hij heeft haar aanwijzingen gevolgd door naar de Matterhornstraat te rijden en daar de straat door te lopen en door een hek rechtsaf richting voetbalvelden te gaan. Daar werd aangever, naar toen bleek, opgewacht door man 1, 2 en 3 om slachtoffer te worden van hun drie strafbare feiten. Die internetval en de blijkbaar moeiteloze en vanzelfsprekende gezamenlijke uitvoering van de strafbare feiten die daarop volgde, past bij een tussen man 1, 2 en 3 vooraf afgestemde aanpak.
Gelet op het bovenstaande is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen man 1, 2 en 3. Zij zijn ieder voor zich aan te merken als medepleger van de drie strafbare feiten. Van betrokkenheid van anderen dan man 1, 2 en 3 bij de strafbare feiten tegen [slachtoffer 1] is niet gebleken.
Rest de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte één van die drie mannen is en zo ja, wie van de drie. De rechtbank is van oordeel dat dat beide kan worden bewezen. Ook de identiteit van zijn twee medeplegers kan wettig en overtuigend bewezen worden.
Man 1, 2 en 3
Op grond van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat man 1 medeverdachte [medeverdachte 2] is, man 2 medeverdachte [verdachte] en man 3 verdachte. De rechtbank zal hieronder per “man” uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Man 1: medeverdachte [medeverdachte 2]
Dat [medeverdachte 2] man 1 is geweest, leidt de rechtbank af uit onderstaande vaststellingen in onderlinge samenhang bezien. Man 1 is volgens aangever degene die het meest vergaande geweld heeft gebruikt tegen hem en een donkere jas droeg met een capuchon met rood aan de binnenkant.
1: Signalement: donkere capuchon met rode binnenkant
Hoewel aangever vrij algemene signalementen heeft gegeven van de drie vermeende daders, heeft hij ten aanzien van man 1 één specifiek detail benoemd, namelijk dat deze man een donkere jas droeg met een capuchon met rood aan de binnenkant.
Vrij kort nadat aangever op 29 november 2020 zijn telefoon heeft teruggekregen en alleen is achtergelaten, zijn met zijn pinpas omstreeks 01:39 uur sigaretten gekocht bij het [naam 2] aan de Ringbaan-West te Tilburg. Op de bijbehorende camerabeelden is als klant/koper een man te zien die past binnen de hiervoor genoemde specifieke beschrijving. Die man draagt namelijk een donkere jas met donkere capuchon, maar heeft daaronder blijkbaar een rood jack of vest met rode capuchon aan. Op het moment dat hij het [naam 2] binnen gaat, heeft hij alleen die rode capuchon over zijn hoofd. Als hij echter ook de capuchon van zijn donkere jas zou opzetten over die rode capuchon, ziet dat er voor een derde - zoals aangever - uit als een donkere jas met capuchon met rood aan de binnenkant.
Op een van de stills van de camerabeelden in het dossier is vervolgens te zien hoe de kassamedewerker deze man een zogenaamde “boks” geeft. Hoewel de betreffende kassamedewerker bij de politie als getuige heeft verklaard niet te weten wie hij die box gaf, is uit een tapgesprek gebleken dat deze kassamedewerker voornoemde persoon herkent als “ [medeverdachte 2] ”. [medeverdachte 2] is ook de voornaam van [medeverdachte 2] . Bij hem is bovendien in een inbouwkast van zijn kamer een rood vest met capuchon aangetroffen.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij dit kledingstuk nooit heeft aangehad en dat dit niet van hem is. Zijn verklaring dat hij dat vest nooit heeft aangehad, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde, mede gezien de hierna volgende vaststellingen.
Uit de resultaten van het NFI-onderzoek concludeert de rechtbank dat zowel de binnenzijde van een manchet als de binnenzijde van de kraag DNA bevatten van [medeverdachte 2] , waardoor verdachte dit rode vest dus wel moet hebben gedragen. Zijn verklaring dat dat rode vest van een vriend is en hij het nooit heeft gedragen schuift de rechtbank daarom als ongeloofwaardig terzijde.
2: Trainingspak [naam 3]
Het onder 1 genoemde rode vest is niet het enige opvallende kledingstuk dat tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] is aangetroffen. Ook heeft de politie een trainingspak van het merk [naam 3] in maat S in de inbouwkast op zijn kamer gevonden. Dat trainingspak is zowel qua kleurstelling als maat identiek aan twee van de trainingspakken die nog tijdens de voortdurende vrijheidsberoving van aangever met zijn afgeperste telefoon zijn besteld op de webshop [website 1] .
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij dit trainingspak op 30 november of 1 december 2020 van een vriendin heeft gekregen. Het valt de rechtbank vervolgens allereerst op dat verdachte geen naam heeft willen noemen van deze vriendin om zijn verklaring te kunnen verifiëren. Daarnaast komt het de rechtbank té toevallig voor dat [medeverdachte 2] precies eenzelfde trainingspak heeft gekregen als is besteld met de telefoon van [slachtoffer 1] en dat ook nog een of twee dagen na die bestelling.
Daar komt bij dat in de linker zak van het jack van voornoemd trainingspak een label van UPS is aangetroffen op naam van [naam 4] en in de kamer van verdachte verpakkingsmateriaal op naam van [naam 5] . Dat komt overeen met de opgegeven namen bij de bestellingen die met de telefoon van [slachtoffer 1] zijn gedaan op de webshop [website 2] en [website 1] , terwijl [medeverdachte 2] niet kan verklaren hoe dit label en het verpakkingsmateriaal daar terecht is gekomen.
Gelet op het vorenstaande schuift de rechtbank ook de verklaring van [medeverdachte 2] dat het bij hem aangetroffen trainingspak van [naam 3] maat S een cadeau is als ongeloofwaardig terzijde en concludeert dat het een van de trainingspakken is die met de afgeperste telefoon van [slachtoffer 1] online zijn besteld.
3: Adres- en telefoongegevens bestellingen
Tot slot is gebleken dat bij de online bestellingen met de telefoon van aangever bij [website 2] , [website 1] en [website 3] als afleveradres het toenmalige adres van [medeverdachte 2] , te weten de [adres 2] , en als telefoonnummer het destijds bij hem in gebruik zijnde mobiele telefoonnummer, te weten [telefoonnummer 1] , zijn opgegeven. Deze bestellingen hebben allemaal gedurende de vrijheidsberoving van aangever plaatsgevonden. Dat toen buiten aanwezigheid van [medeverdachte 2] een ander zijn adres- en telefoongegevens heeft ingevoerd, is niet aannemelijk geworden. Temeer omdat aangever heeft verklaard dat - toen ze waren gestopt in een woonwijk - man 1 en man 2 samen voorin de auto zaten en het voortouw namen de bestellingen te plaatsen. De rechtbank concludeert daarom dat het [medeverdachte 2] is geweest die samen met man 2 zijn eigen persoonsgegevens heeft gebruikt bij het doen van de online bestellingen met de telefoon van [slachtoffer 1] .
Wat de bestellingen betreft zijn er tot slot op een Apple Iphone 6 die in de woning van [medeverdachte 2] is aangetroffen e-mailberichten met betrekking tot al deze bestellingen aangetroffen.
Man 2: verdachte
Dat verdachte man 2 is geweest, leidt de rechtbank af uit onderstaande vaststellingen in onderlinge samenhang bezien. Man 2 is degene die volgens aangever alleen met de auto van aangever langere tijd is weggeweest om te pinnen, nadat aangever door het geweld van de drie mannen zijn bankpasjes, pincodes, telefoon en autosleutels had afgegeven.
1. Verklaring verdachte: beperkte rol ongeloofwaardig
Verdachte heeft zich na zijn aanhouding op 9 maart 2021 steeds op zijn zwijgrecht beroepen. Pas na ontvangst van het einddossier heeft hij op 22 juni 2021 een inhoudelijke verklaring afgelegd, waarin hij zichzelf een beperkte rol in de verweten feiten toebedeelt. Hij is op 28 november 2020 op Snapchatverzoek van een derde naar een locatie in Tilburg Zuid gegaan en daar als bijrijder ingestapt bij een ander dan degene die hem het bericht had gestuurd. Ze zijn met zijn tweeën naar Goirle gereden waar hij op de uitkijk moest staan. Daar heeft zijn telefoon aangestraald. Toen zijn ze nog ergens anders naar toegereden, waar hij weer op de uitkijk moest staan, maar daar lukte het pinnen niet. Toen zijn ze teruggereden naar de plek waarvan hij uit het dossier weet dat aangever daar is mishandeld. Na ongeveer 10 minuten wachten stapten daar een hem onbekende man in en een andere jongen. De onbekende man was bebloed in zijn gezicht. Toen zijn ze met zijn vieren gaan rijden, waarbij verdachte op enig moment nog ongeveer een half uur buiten de auto moest wachten. Daarna is hij teruggebracht naar zijn eigen buurt.
Deze verklaring heeft verdachte op zitting herhaald en op vragen van de rechtbank gedetailleerder ingevuld. Hij heeft nader toegelicht dat hij via Snapchat een bericht kreeg met de vraag of hij snel gelde wilde verdienen, dat hij op dat aanbod inging en dat hij vervolgens een locatie kreeg toegestuurd in de omgeving van de voetbalvelden aan de Matterhornstraat. Daar heeft hij 45 minuten gewacht zonder dat hij nader heeft of werd geïnformeerd, waarna hij als bijrijder in een auto is ingestapt bij een andere persoon dan degene die hem voornoemd bericht heeft toegestuurd. Hierna heeft verdachte opnieuw 30 minuten gewacht in de auto en toen de bestuurder van de auto terugkwam, stelde verdachte de vraag of het was gelukt, terwijl hij niet wist wat die persoon was gaan doen.
Uit de aangifte blijkt echter dat er geen wisseling van personen heeft plaatsgevonden en dat aangever op geen enkel moment met één man bij (de) twee andere mannen is ingestapt. De drie personen die aangever bij het voetbalveld bij de Matterhornstraat te Tilburg hebben aangevallen, zijn naar zijn zeggen dezelfde drie personen die later lange tijd bij hem in de auto zaten. Toen hij door het geweld onder andere zijn bankpas en pincode had afgegeven en man 2 wegreed om te pinnen, zijn man 1 én man 3 - dus twee mannen - bij hem gebleven. Toen man 2 terugkwam hebben de drie mannen nog een hele tijd gepraat, omdat ze niet meer konden pinnen. Ondertussen mocht aangever in een dug-out gaan zitten. Daarna zijn ze met zijn vieren naar zijn auto gegaan en met zijn vieren ingestapt en weggereden.
De rechtbank acht de beperkte rol die verdachte zichzelf geeft in zijn bekennende verklaring dan ook volstrekt ongeloofwaardig, maar gebruikt een ander deel van die verklaring wel voor het bewijs. Namelijk dat deel waarin hij - zakelijk weergegeven - verklaart dat hij op 28 november 2020 met een auto in onder andere Goirle is geweest, waarna hij met twee anderen en een onbekende man met een bebloed gezicht in die auto heeft gezeten. Daarbij reden ze weg vanaf de plek waar aangever volgens het strafdossier is mishandeld.
2: Mastgegevens telefoon
De analyse van de historische gegevens van het destijds bij verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer [telefoonnummer 2] heeft uitgewezen dat voornoemd telefoonnummer op 28 november 2020 om 21:09:39 uur en 21:46:20 uur de telecommast aan de [adres 3] en de [adres 4] in Goirle aanstraalde. Deze eerst genoemde straat valt binnen het zendbereik van de telecommast van de pinautomaat aan het [adres 5] te Goirle, waar om 21:40 en 21:41 uur met de pinpas van aangever twee keer € 500,- werd gepind.
Verder blijkt uit er van voornoemd telefoonnummer op 29 november 2020 om 01:36:30 uur een inkomende gespreksregistratie plaatsvond, waarbij als startlocatie de telecommast aan de [adres 6] te Tilburg werd geregistreerd. Het [naam 2] aan de Ringbaan-West te Tilburg valt binnen het zendbereik van deze telecommast. Nadat aangever zijn telefoon was teruggegeven en hij alleen werd achtergelaten vond hier rond 01:39 uur de eerder beschreven aankoop van sigaretten met de pinpas van aangever plaats door man 1, verdachte [medeverdachte 2] .
Man 3: medeverdachte [medeverdachte 1]
Dat medeverdachte [medeverdachte 1] man 3 is geweest, leidt de rechtbank af uit onderstaande vaststellingen in onderlinge samenhang bezien. Man 3 is volgens aangever duidelijk de kleinste van de drie.
1: Contacten in telefoon
Onder verdachte [medeverdachte 1] werd een iPhone XR in beslag genomen, waarvan de Apple ID geregistreerd stond met het account [accountnaam 1] . Het nummer in de telefoon, [telefoonnummer 3] , staat bij het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie geregistreerd op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] . In die telefoon zijn in ieder geval de contacten “ [contactnaam 1] ”en “ [contactnaam 2] aangetroffen die volgens de politiesystemen respectievelijk verdachte (man 2) en [medeverdachte 2] (man 1) betreffen.
2: Bekennende verklaring/telefoon [medeverdachte 1]
Nadat medeverdachte [medeverdachte 1] zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht heeft beroepen, heeft hij op 20 juli 2021 een verklaring afgelegd, waarin hij bekent een beperkte rol te hebben gespeeld. Hij verklaart namelijk dat hij via snapchat was gevraagd naar een kunstgrasveld te komen waar hij twee vrienden bij een auto zag staan. Zij vroegen of hij geld wilde pinnen. Hij heeft zijn telefoon afgegeven, zodat de ene jongen die achterbleef op de locatie contact kon houden met hen en met de andere jongen is hij naar de pinautomaat in Goirle gereden. Een van de codes werkte niet, daarom is hij terug naar de auto gegaan. Daarna is hij teruggegaan naar de pinautomaat en werkte het wel. Daar heeft hij € 1000,- of € 2000,-gepind. Na het gelukte pinnen zijn ze nog naar een andere automaat gereden, maar onderweg is hij uitgestapt en naar huis gegaan.
Aangever heeft verklaard dat voor en na het wegrijden van man 2 de mannen 1 en 3 steeds bij hem zijn geweest. Hij verklaart niet dat er toen nog een vierde man is gekomen om een telefoon te brengen naar man 1 en/of 3. Dus ook niet de telefoon van [medeverdachte 1] .
De rechtbank stelt daarnaast vast dat [medeverdachte 1] pas een verklaring heeft afgelegd nadat hij kennis heeft kunnen nemen van het hele strafdossier inclusief de laatste verklaring van verdachte. Dan nog zijn hun laatste verklaringen innerlijk tegenstrijdig, nu zij beiden verklaren dat zij als enige bij één persoon in de auto zijn gestapt. Het is onmogelijk dat zij beiden als enige bijrijder bij een ander in de auto zijn ingestapt.
Ook stelt de rechtbank vast dat het nog later door [medeverdachte 1] ingebrachte stuk met betrekking tot de verklaring van zijn vader nauwelijks tot geen objectieve informatie bevat. De rechtbank acht het bovendien bijzonder dat de vader van verdachte zich maanden later nog twee tijdstippen van een alledaagse avond met alledaagse gebeurtenissen kan herinneren.
Gelet op het voorgaande schuift de rechtbank de laatste politieverklaring van [medeverdachte 1] als ongeloofwaardig terzijde en kan het hierna weer te geven gebruik van zijn telefoon als bewijsmiddel tegen hem worden gebruikt.
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] en die van de telefoon van verdachte blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 1] op 28 november 2020 tussen 21:11 uur en 21:35 uur drie keer gebeld heeft naar de telefoon van verdachte.
3: Gebruik telefoon [medeverdachte 1]
In zijn aangifte heeft aangever ook verklaard dat man 1 bij een [naam 2] voor € 250,- Paysafe kaarten heeft gekocht. Dit blijkt het [naam 2] aan de Ringbaan Oost in Tilburg te zijn. Daarna heeft man 1 volgens aangever gebeld naar een ander [naam 2] om te vragen wat het maximum was dat je aan Paysafe kaarten kon halen. Ze zaten toen met zijn vieren in de auto van aangever. Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat daarmee op 29 november 2020 tussen 00:25 uur en 00:27 uur twee keer uitgaand is gebeld naar het [naam 2] Ringbaan West. Die gesprekken hadden een duur van 18 en 78 seconden.
De rechtbank concludeert dat als man 1 ( [medeverdachte 2] ) toen gebruik heeft gemaakt van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] (man 3), dit dan in aanwezigheid van [medeverdachte 1] zelf moet zijn geweest. Dat aangever de door man 1, [medeverdachte 2] , gebruikte telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] ook bestempeld als “telefoon van man 1” doet daaraan niet af. Dat kan niet meer betekenen dan dat man 1 tijdens de strafbare feiten telkens als aangever het zag gebruik heeft gemaakt van die telefoon zonder dat aangever heeft gezien dat man 3 daarvoor zijn telefoon aan man 1 heeft gegeven.
Op de iPhone XR van [medeverdachte 1] is ook een foto aangetroffen van de bankapplicatie van aangever. Deze foto is op 29 november 2020 om 01:24:14 uur gemaakt. Dit past in de aangifte van aangever dat één van de daders na afloop van de feiten, vlak voordat zij hem in zijn auto achterlieten, een foto maakte van zijn persoonlijke gegevens in de bankapplicatie op zijn telefoon. Uit onderzoek aan de telefoon van aangever blijkt dat hij om 01:28:43 uur het telefoonnummer heeft gebeld, dat in zijn telefoon staat opgeslagen als contactpersoon met de naam “ [contactnaam 3] ”. Het tijdstip waarop de foto van de bankapplicatie is genomen is inderdaad gelegen vlak voor het achterlaten van aangever en het daarna bellen door aangever met thuis. Tot slot is op die Iphone XR van [medeverdachte 1] een video aangetroffen die nog kort daarvoor is gemaakt - om 01:27 uur - en waarop het slachtoffer gewond zichtbaar is.
Conclusie tenlastegelegde feiten verdachte
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich tezamen en in vereniging met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan afpersing van aangever [slachtoffer 1] , wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever [slachtoffer 1] en diefstal met gebruik van een valse sleutel van aangever [slachtoffer 1] . De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten 1 tot en met 3 daarom wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna weergegeven.
Nu de afgifte van de bankpassen, pincodes, telefoon en autosleutels al was voltooid op het moment dat de onder 1 laatstgenoemde gedragingen door verdachte en de mededaders werden verricht, zal de rechtbank verdachte ten aan van deze onderdelen van de tenlastelegging partieel vrijspreken.
Voortgezette handeling/eendaadse samenloop
Tot slot stelt de rechtbank vast dat de diefstal in vereniging met gebruik van een valse sleutel (feit 3) als een voortgezette handeling kan worden gezien van de afpersing (feit 1).
Daarnaast vormt een beperkt onderdeel van het feitencomplex van de wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2) een eendaadse samenloop met de afpersing (feit 1).
Feiten 4, 5 en 6
Aangever [slachtoffer 2] is op 3 december 2020 via een internetdate door ‘ [naam 6] ’ naar Tilburg gelokt. Als hij rond 20.30 uur zijn auto verlaat en op instructie van ‘ [naam 6] ’ door een poortje van een hek bij de voetbalvelden aan de Matterhornstraat loopt, komt er een groepje van vier personen op hem aflopen. Daarna vindt er een gewelddadige beroving van onder andere zijn twee bankpassen plaats en geeft de doodsbange aangever ook de bijbehorende pincodes. Van 20:30 uur tot 00:10 uur blijft aangever op de grond liggen, terwijl twee van de vier mannen bij hem blijven en de andere twee weggaan met zijn spullen en tussendoor ook terugkomen. Uiteindelijk staan de vier mannen en twee andere personen bij aangever. Hij krijgt dan zijn autosleutel en rijbewijs terug en moet nog tien minuten blijven liggen, waarna de zes mannen vertrekken.
Nadien blijkt uit het overzicht van de pintransacties met de bankpassen van aangever dat er vanaf 3 december 2020 om 21:13 uur tot en met 4 december 2020 om 00:18 uur in totaal 19 geldopnames zijn gedaan bij de geldautomaat aan het Kloosterplein in Goirle. Daarbij wordt steeds € 2.000,00 opgenomen. Het gaat overwegend om setjes van meerdere opnames achter elkaar met meestal maar een minuut verschil. In totaal blijkt er € 32.520,00 van beide bankrekeningen van verdachte te zijn gepind.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , dat in gebruik is bij verdachte, blijkt dat het telecomverkeer op 3 december 2020 om 21:10:23 uur, 22:58:52 uur en 23:01:23 uur werd geregistreerd door de telecommast aan de [adres 3] in Goirle. Uit een tems-meting is gebleken dat de geldautomaat aan het Kloosterplein in Goirle binnen het zendbereik van deze telecommast valt. Verder volgt uit de historische verkeersgegevens dat het telecomverkeer op 3 december 2020 om 20:46 uur en 23:40 uur plaatsvond via de zendmast aan de [adres 7] te Tilburg. Deze locatie waar aangever [slachtoffer 2] is vastgehouden, te weten het voetbalveld aan de Matterhornstraat te Tilburg, valt binnen het zendbereik van laatstgenoemde zendmast.
Verder zijn er op de telefoon van verdachte meerdere screenshots (hierna tevens: afbeeldingen/foto’s) aangetroffen van pinpassen met daarop de naam [slachtoffer 2] .
De vraag is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte één van de zes mannen is, die betrokkenheid hebben bij de beroving van [slachtoffer 2] . De rechtbank is van oordeel dat dit kan. Zij zal hieronder uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
1. Verklaring verdachte omtrent mastgegevens: alibi ongeloofwaardig
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de reden waarom zijn telefoon op 3 december 2020 een telecommast in de omgeving van de pinautomaat in de Kloosterstraat te Goirle heeft aangestraald, is dat hij toen bij [naam 7] was, een vriend die vlakbij deze pinautomaat woonachtig is. Ter zitting heeft verdachte volhard in deze verklaring en toegelicht dat hij het adres van [naam 7] niet weet, maar dat hij op een afstand van
100 meter schuin tegenover de pinautomaat in een rijtjeshuis woont. Hij heeft aangevuld dat hij al enkele jaren met [naam 7] afspreekt en dat hij al vaker – ook overdag in daglicht – bij de woning van [naam 7] was geweest.
De raadsvrouw heeft de rechtbank erop gewezen dat door de politie geen nader onderzoek is gedaan om de verklaring van verdachte te verifiëren. De rechtbank heeft verdachte daarvoor in de gelegenheid gesteld ter zitting door hem via Google Maps virtueel mee te nemen naar de betreffende geldautomaat van de bank aan het Kloosterplein in Goirle. Weliswaar is de bank gevestigd aan het [adres 5] , maar bevindt deze pinautomaat zich ter hoogte van de [adres 8] . De rechtbank stelt vast dat verdachte ter zitting in het geheel niet in staat bleek om aan te wijzen of aan te geven waar of in welke richting deze [naam 7] woonachtig zou zijn. Ook bij een virtuele wandeling richting de in de buurt liggende rijtjeshuizen kon verdachte niets verklaren over de woning van [naam 7] .
Bovendien heeft verdachte bij de politie over zijn tijdstip van vertrek bij [naam 7] verklaard dat dit ongeveer 01:30/02:00 uur is geweest. Ter zitting verklaarde verdachte dat dit in ieder geval na 00:00 uur was. Toen verdachte ter zitting werd geconfronteerd met het feit dat zijn telefoon om 23:40 uur een zendmast in de omgeving van de plaats delict (Matterhornstraat) in Tilburg heeft aangestraald, heeft verdachte gezegd dat het ook nog eerder kan zijn geweest dat hij die avond terug naar huis in Tilburg is gegaan.
Nu verdachte pas in een laat stadium, na aantoonbare zorgvuldige bestudering van het dossier, bij de politie een verklaring heeft afgelegd en dus alle tijd heeft gehad om na te denken over wat hij wel en niet zou verklaren, vindt de rechtbank het ongeloofwaardig dat verdachte zich in dit soort specifieke details over het tijdstip van vertrek zou hebben vergist. Na confrontatie met belastend onderzoeksmateriaal geeft verdachte weer “een draai aan zijn verklaring”, terwijl dat – ter zitting weer twee maanden verder - zonder nadere uitleg die ontbreekt niet in de rede ligt. Daarbij telt de rechtbank op dat verdachte bij de politie niet in staat was om nadere gegevens van [naam 7] te verstrekken, en op zitting niet in staat was om zijn gestelde alibi enige kracht bij te zetten door diens woning aan te wijzen. Alles tezamen maakt dat de rechtbank zijn verklaring als het gaat over zijn alibi, als ongeloofwaardig ter zijde schuift.
2. De afbeeldingen op de telefoon van verdachte
Over de afbeeldingen van de pinpassen van aangever [slachtoffer 2] die op zijn telefoon stonden, heeft verdachte reeds bij de politie verklaard dat deze naar hem zijn doorgestuurd via een Telegram groep, die bestaat uit een stuk of tien leden. Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat het vreemd is dat er foto’s van financiële gegevens van niet-leden via deze groepsapp worden verspreid.
De rechtbank stelt verder vast dat het vreemd is dat verdachte direct bij de politie heeft verklaard dat hij de foto’s doorgestuurd heeft gekregen via Telegram en dat hij dus kennelijk wist welke foto’s op zijn telefoon door de politie werden bedoeld. Ter zitting heeft verdachte daarentegen verklaard de foto’s nooit te hebben gezien. Ook kon hij niet uitleggen waarom hij bij de politie direct wist dat het de desbetreffende Telegram groepsapp moet zijn geweest, waarin deze foto’s zijn gedeeld.
Gezien deze tegenstrijdigheden en hiaten, schuift de rechtbank zijn verklaring dat hij de foto’s van de bankgegevens van aangever niet eerder heeft gezien als ongeloofwaardig ter zijde. Het feit dat zijn telefoon foto’s van de bankpassen van aangever bevat, sluit bovendien aan bij de verklaring van aangever. Hij heeft verklaard dat door de daders foto’s zijn gemaakt van zijn bankpassen.
3. Link feiten 1, 2 en 3: dezelfde modus operandi
De rechtbank stelt vast dat de modus operandi bij de feiten 1, 2 en 3 precies overeenkomt met die van de feiten 4, 5 en 6. Het ging namelijk in beide gevallen om een vooropgezet plan, waarbij door een valse online afspraak via een datingapp met een vrouw, de slachtoffers zijn gevraagd naar het adres [adres 9] in Tilburg te komen. Vervolgens werd er vrijwel meteen geweld toegepast op de slachtoffers om hun bankpassen en pincodes te kunnen bemachtigen. In beide gevallen werd er vervolgens met de auto van het slachtoffer naar de pinautomaat van de [naam 8] aan het [adres 5] in Goirle gereden, waar met behulp van de bankpassen en pincodes van de slachtoffers geld van de bankrekeningen werd opgenomen. De rechtbank heeft hiervoor benoemd welke rol verdachte bij de feiten 1, 2 en 3 heeft gespeeld.
De rechtbank stelt dus ook voor de feiten 4, 5 en 6 vast dat de internetval en de blijkbaar moeiteloze en vanzelfsprekende gezamenlijke uitvoering van de strafbare feiten die daarop volgde, past bij een tussen de daders vooraf afgestemde aanpak.
Conclusie tenlastegelegde feiten verdachte
Gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte ook bij de feiten 4, 5 en 6 een wezenlijke rol heeft gehad en dat daarbij sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeplegers.
De rechtbank zal verdachte daarom eveneens veroordelen voor de feiten 4, 5 en 6.
Voortgezette handeling/eendaadse samenloop
Tot slot stelt de rechtbank vast dat de diefstal in vereniging met gebruik van een valse sleutel (feit 3) als een voortgezette handeling kan worden gezien van de diefstal in vereniging met gebruik van geweld en dreiging van gebruik van geweld (feit 1).
Daarnaast vormt een beperkt onderdeel van het feitencomplex van de wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2) een eendaadse samenloop met de diefstal in vereniging met gebruik van geweld en dreiging van gebruik van geweld (feit 1).