Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 6 september 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,
Procesverloop
Overwegingen
na een ruzie een voertuig achteruit tegen één van de geparkeerde auto’s was aangereden”. De getuige heeft tevens verklaard dat “
de bestuurder was uitgestapt en kortstondig had gekeken naar de schade” en kort daarna was weggereden. Tot slot verklaarde deze getuige dat “
de bestuurder van de auto een man was, met een breed postuur en een donker gekleurd shirt droeg”. Bovendien blijkt uit ditzelfde proces-verbaal dat verzoeker, nadat hem die nacht door de politie was medegedeeld dat hij met zijn personenauto tegen een andere auto aan had gereden, er schade was veroorzaakt en hij mee naar het politiebureau moest voor een ademanalyse, als eerste heeft verklaard: “
Ik ben achteruit gereden”. Dit is ook de wijze geweest waarop de schade bij de aanrijding daadwerkelijk is veroorzaakt. Verder acht de voorzieningenrechter opmerkelijk dat verzoeker toen ook heeft gezegd:
“die schade op mijn auto zat er al”, terwijl de verbalisant in het proces-verbaal opmerkt dat er sprake is van verse schade aan de linker achterzijde van zijn auto. Verzoekers echtgenote [naam echtgenote] geeft in haar schriftelijke verklaring van 16 augustus 2021 pas voor het eerst aan dat zij die avond als bestuurder zou hebben opgetreden en zegt bovendien dat zij de aanrijding niet heeft bemerkt.