ECLI:NL:RBZWB:2021:437

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_212
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) door gemeente Veere

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere van 3 december 2019, waarin het verzoek om openbaarmaking van bepaalde documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) werd afgewezen. Eiseres had op 1 mei 2019 een verzoek ingediend om alle beschikbare informatie over recreatieve verhuur van woningen in de gemeente Veere openbaar te maken, met betrekking tot de periode van 2004 tot 1 maart 2019. Tijdens de zitting op 9 november 2020 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat het college ten onrechte de persoonsgegevens van medewerkers niet openbaar had gemaakt en dat er meer documenten beschikbaar moesten zijn dan de 26 die openbaar zijn gemaakt.

Het college verdedigde zich door te stellen dat alle relevante documenten waren verstrekt en dat het verzoek niet betrekking had op informatie die bij andere bestuursorganen, zoals de Heffingsambtenaar, aanwezig was. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiseres over de persoonsgegevens ingetrokken, waardoor deze niet verder werd besproken. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat het college niet zorgvuldig had gezocht naar documenten en dat het aantal verstrekte documenten in verhouding stond tot het aantal woningen dat voor recreatieve verhuur werd gebruikt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C.E.M. Marsé op 1 februari 2021 en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/212 WOB

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: [gemachtigde],
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 3 december 2019 (bestreden besluit) van het college inzake haar verzoek om openbaarmaking van bepaalde stukken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 9 november 2020.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H.P. Hofs.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 1 mei 2019 een verzoek om openbaarmaking van informatie ingevolge artikel 3 van de Wob ingediend bij het college. Zij heeft verzocht om alle bij de gemeente Veere beschikbare informatie openbaar te maken aangaande gedane meldingen (extern zowel als intern), gedane toezeggingen, gemaakte afspraken en/of verleende ontheffingen en/of vergunningen dan wel privaatrechtelijke overeenkomsten met betrekking tot de recreatieve verhuur van ruimten in woningen en/of gebouwen waarvoor de bestemming ‘wonen’ gold in de ten tijde van de ontvangst, het doen of maken daarvan, dan wel het verlenen daarvan, vigerende bestemmingsplannen. Dan wel een bestemming waarmee de recreatieve verhuur van die ruimten in strijd was (zou zijn). En wel over de periode 2004 tot 1 maart 2019.
In het besluit van 26 juli 2019 (primaire besluit) heeft het college het verzoek van eiseres tot openbaarmaking van gegevens met betrekking tot recreatieve kamerverhuur, gedeeltelijk ingewilligd. In de verstrekte gegevens zijn de persoonsgegevens van medewerkers van de gemeente en betrokkenen die geen toestemming hebben gegeven voor openbaarmaking, weggelakt.
Op 27 augustus 2019 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen voormeld besluit.
Op 21 november 2019 is eiseres gehoord ten overstaan van de commissie bezwaarschriften. Deze commissie heeft geadviseerd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
In het besluit van 3 december 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit, met verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
2. Ter beoordeling ligt aan de rechtbank de vraag voor of het besluit van het college, waarbij is beslist op het Wob-verzoek van eiseres van 1 mei 2019, standhoudt.
3. Eiseres voert in beroep aan dat het college ten onrechte de persoonsgegevens van medewerkers van de gemeente Veere niet openbaar heeft gemaakt.
Verder is zij van mening dat het college, in ieder geval voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit, moest beschikken over meer informatie aangaande de recreatieve kamerverhuur in de gemeente Veere, die het college met het bestreden besluit aan eiseres had moeten verstrekken. Zij acht het onaannemelijk dat ongeveer 170 woningen gebruikt worden voor recreatieve verhuur, terwijl er slechts 26 documenten openbaar zijn gemaakt. Het college heeft volgens eiseres niet goed gezocht en had aan de hand van informatie die bij bijvoorbeeld de Heffingsambtenaar bekend is, verder moeten zoeken.
4. Het college stelt zich op het standpunt dat alle aanwezige documenten die zien op de recreatieve kamerverhuur in panden binnen de bestemming ‘wonen’, zijn verstrekt. De Heffingsambtenaar is een ander bestuursorgaan en het verzoek ziet niet op informatie die bij dit bestuursorgaan aanwezig is.
5. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wob wordt in de Wob en de daarop berustende bepalingen onder document verstaan: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
6. Op de zitting heeft eiseres de beroepsgrond dat het college ten onrechte de persoonsgegevens van medewerkers van de gemeente Veere niet openbaar heeft gemaakt ingetrokken, zodat deze beroepsgrond geen nadere bespreking behoeft.
Eiseres heeft verzocht om de openbaarmaking van informatie die in documenten bij het college aanwezig is over gedane meldingen, toezeggingen, vergunningen, ontheffingen of gemaakte afspraken met betrekking tot recreatieve kamerverhuur in panden met de bestemming ‘wonen’, over de periode 2004 tot 1 maart 2019. Volgens het college zijn alle documenten die daarop zien, inmiddels verstrekt. Andere documenten heeft het college niet gevonden. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat het college niet zorgvuldig heeft gezocht dan wel dat het over meer documenten beschikt dan de documenten die reeds openbaar gemaakt zijn.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer de uitspraken van 25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:550 en van 3 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:214), is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, het document in kwestie toch onder het bestuursorgaan berust. De enkele stelling van eiseres dat het toch niet zo kan zijn dat van ongeveer 170 adressen bekend is dat daar recreatieve kamerverhuur plaatsvindt, terwijl er slechts 26 documenten zijn verstrekt, is daarvoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende.
7. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier, op 1 februari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze
uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.