In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere van 3 december 2019, waarin het verzoek om openbaarmaking van bepaalde documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) werd afgewezen. Eiseres had op 1 mei 2019 een verzoek ingediend om alle beschikbare informatie over recreatieve verhuur van woningen in de gemeente Veere openbaar te maken, met betrekking tot de periode van 2004 tot 1 maart 2019. Tijdens de zitting op 9 november 2020 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat het college ten onrechte de persoonsgegevens van medewerkers niet openbaar had gemaakt en dat er meer documenten beschikbaar moesten zijn dan de 26 die openbaar zijn gemaakt.
Het college verdedigde zich door te stellen dat alle relevante documenten waren verstrekt en dat het verzoek niet betrekking had op informatie die bij andere bestuursorganen, zoals de Heffingsambtenaar, aanwezig was. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiseres over de persoonsgegevens ingetrokken, waardoor deze niet verder werd besproken. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat het college niet zorgvuldig had gezocht naar documenten en dat het aantal verstrekte documenten in verhouding stond tot het aantal woningen dat voor recreatieve verhuur werd gebruikt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C.E.M. Marsé op 1 februari 2021 en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.