ECLI:NL:RBZWB:2021:4233
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WW-uitkering op basis van zorgovereenkomst tussen echtgenoten
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de afwijzing van een aanvraag voor een WW-uitkering. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F.E.R.M. Verhagen, had een zorgovereenkomst met zijn echtgenote, waarin was vastgelegd dat hij zorg en persoonlijke verzorging voor haar zou verlenen. Het UWV had de aanvraag om een WW-uitkering afgewezen, omdat eiser niet als werknemer in de zin van de Werkloosheidswet (WW) kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waaronder de zorgovereenkomst en de relatie tussen eiser en zijn echtgenote.
De rechtbank concludeerde dat, hoewel er sprake was van een zorgovereenkomst en arbeid was verricht, er geen privaatrechtelijke dienstbetrekking bestond. De zorgovereenkomst was expliciet geen arbeidsovereenkomst en voldeed niet aan de vereisten voor een dienstbetrekking, zoals gezagsverhouding en loonbetaling. De rechtbank oordeelde dat de familieband tussen eiser en zijn echtgenote een belangrijke factor was die de arbeidsrelatie beïnvloedde. Eiser kon niet aantonen dat hij onder gezag van zijn echtgenote werkte, en de wijze van beloning was niet in lijn met een arbeidsovereenkomst.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de WW-uitkering door het UWV terecht was. De uitspraak benadrukt het belang van de context en de specifieke omstandigheden bij het vaststellen van een dienstbetrekking, vooral in situaties waarin familiebanden een rol spelen.