In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2021, betreft het een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de herziening en terugvordering van een IOW-uitkering. De eiser had een IOW-uitkering ontvangen, maar het UWV heeft deze herzien en een bedrag van € 5.871,25 teruggevorderd, omdat eiser niet had gemeld dat hij pensioeninkomsten ontving. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV, waarin zijn bezwaren ongegrond werden verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat de pensioeninkomsten van eiser als 'overig inkomen' moeten worden aangemerkt, zoals gedefinieerd in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB). Eiser had de verplichting om deze inkomsten te melden, en het UWV was verplicht om deze in mindering te brengen op de IOW-uitkering. Eiser heeft geprobeerd te betogen dat hij in een gelijke situatie als zijn broer verkeerde, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht is overgegaan tot de herziening en terugvordering van de IOW-uitkering. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er zijn geen redenen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het melden van relevante inkomsten en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen voor de uitkering.