ECLI:NL:RBZWB:2021:4171

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
C/02/387698 / JE RK 21-1473
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot omgangsregeling tussen halfzusjes in kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen twee halfzusjes, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Het verzoek werd ingediend door de gecertificeerde instelling (GI) in het kader van een ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij de ouders van [minderjarige 1] niet aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [minderjarige 1] is onder toezicht gesteld sinds 21 januari 2019, met een machtiging tot uithuisplaatsing die is verlengd tot 21 juli 2021. De GI verzocht om een contactregeling tussen [minderjarige 1] en haar halfzus [minderjarige 2], waarbij zij elkaar eenmaal per vier maanden zouden kunnen zien. De GI stelde dat er een sterke band tussen de halfzusjes bestaat, en dat het belangrijk is dat zij elkaar weer ontmoeten, vooral omdat zij elkaar al een jaar niet gezien hebben.

De kinderrechter heeft echter vastgesteld dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] op 21 juli 2021 zijn verlopen. Hierdoor was er geen te honoreren belang meer in de procedure, en werd het verzoek afgewezen. De kinderrechter heeft de beslissing op schrift gesteld op 10 augustus 2021, maar de mondelinge uitspraak vond plaats op 30 juli 2021, gedaan door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van drs. T. Swint, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/02/387698 / JE RK 21-1473
Datum uitspraak: 30 juli 2021

Beschikking van de kinderrechter op basis van de geschillenregeling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Roosendaal, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op 12 februari 2013 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 18 juni 2021, ingekomen bij de griffie op 13 juli 2021.
Op 30 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen is:
- een vertegenwoordiger van de GI.
Niet verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 21 januari 2019 is [minderjarige 1] onder toezicht gesteld met ingang van 21 januari 2019 en tot 21 januari 2020. De kinderrechter heeft bij die beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verleend tot het einde van de ondertoezichtstelling.
Bij beschikking van 6 januari 2021 zijn zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg laatstelijk verlengd van 21 januari 2021 en tot 21 juli 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt een contactregeling tussen [minderjarige 1] en haar halfzus [minderjarige 2] vast te stellen van eenmaal per vier maanden, waarbij ze elkaar kunnen zien in het bijzijn van gezinshuisouders voor [minderjarige 1] en pleegouders voor [minderjarige 2] .

De standpunten

De GI handhaaft het verzoek. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn halfzusjes; ze hebben dezelfde vader. [minderjarige 1] heeft lange tijd bij oma vaderszijde gewoond. Toen [minderjarige 2] geboren werd is ze met een machtiging uithuisplaatsing ook geplaatst bij oma vaderszijde. [minderjarige 1] heeft [minderjarige 2] bewust meegekregen in de eerste weken na de geboorte. Uiteindelijk is [minderjarige 2] in een neutraal pleeggezin gaan wonen en is [minderjarige 1] in een gezinshuis gaan wonen. Hierna zijn er twee contactmomenten geweest tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De laatste keer was in het voorjaar van 2020. [minderjarige 1] geeft lange tijd aan dat ze [minderjarige 2] graag wil zien. Zowel de vader, de moeder van [minderjarige 1] als de moeder van [minderjarige 2] is het hiermee eens. Omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] elkaar al een jaar niet gezien hebben, is het belangrijk dat er zo spoedig mogelijk contact komt en dat er duidelijkheid wordt gegeven over dat ze elkaar vaker kunnen en mogen zien. Desgevraagd geeft de GI aan dat ze er vanuit waren gegaan dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige 1] op dit moment nog loopt.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:262b BW kunnen geschillen die de ondertoezichtstelling betreffen aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt op verzoek van – onder meer – de GI een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Hij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.
Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige 1] sinds 21 juli 2021 verlopen zijn. De kinderrechter stelt dat het verzoek is ingediend op 18 juni 2021, ten tijde van de lopende ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige 1] . Het verzoek is dan ook ontvankelijk. Echter is er niet langer sprake van een te honoreren belang in deze procedure, omdat er geen ondertoezichtstelling meer loopt. De kinderrechter zal het verzoek dan ook afwijzen.

De beslissing:

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2021 door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van drs. T. Swint, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 10 augustus 2021.