Op 26 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 16 maart 2020, die betrekking had op een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juni 2021 zijn beide partijen niet verschenen. De heffingsambtenaar heeft in een brief van 9 juni 2021 aangegeven dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd en dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht vergoed zou worden. De rechtbank heeft vervolgens de verzoeken van de belanghebbende om een inhoudelijke uitspraak en vergoeding van proceskosten in overweging genomen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag inderdaad ten onrechte was opgelegd en heeft het beroep gegrond verklaard. De uitspraak op bezwaar is vernietigd en de naheffingsaanslag is herroepen. De rechtbank heeft ook de vergoeding van het griffierecht van € 48,00 aan de belanghebbende toegewezen. Wat betreft de proceskosten heeft de rechtbank vastgesteld dat de gemachtigde van de belanghebbende, die belastingadviseur is, optreedt als professioneel gemachtigde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de familierelatie tussen de belanghebbende en haar gemachtigde geen belemmering vormt voor de toekenning van proceskosten. De proceskosten zijn vastgesteld op € 399,50, gebaseerd op de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand.
De rechtbank heeft in haar beslissing de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.