ECLI:NL:RBZWB:2021:4038

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 782
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag vennootschapsbelasting en verliesvaststellingsbeschikking

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2014. De belanghebbende, die de moedermaatschappij is van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, had een negatieve belastbare winst van € 11.544 aangegeven. De inspecteur had deze aanslag gehandhaafd na bezwaar van de belanghebbende. De belanghebbende stelde dat zij recht had op een aftrek van € 2.500.000 ten laste van haar winst, gebaseerd op een overeenkomst van 22 december 2014 met een externe financier, [X]. Deze overeenkomst hield in dat [X] zou onderzoeken of hij de financiering van de Rabobank zou overnemen en dat er een samenwerkingsovereenkomst zou worden gesloten voor de herontwikkeling van onroerende zaken.

De rechtbank oordeelde dat de financiële afspraken uit de samenwerkingsovereenkomst niet als een afsluitprovisie konden worden gezien en dat het winstrecht dat aan [X] werd toegekend, niet de fiscale winst van de belanghebbende in 2014 beïnvloedde. De rechtbank concludeerde dat de afspraken niet leidden tot een verarming voor fiscale doeleinden, omdat de herontwikkeling en de afwikkeling van het winstrecht zich in latere jaren zouden afspelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde de beschikking waarbij het verlies voor het jaar 2014 was vastgesteld op € 11.544.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 19/782
uitspraak van 5 augustus 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2014 opgelegd. Daarbij zijn de belastbare winst alsmede het belastbare bedrag over dat jaar, conform de door belanghebbende ingediende aangifte, vastgesteld op negatief € 11.544. Gelijktijdig met de aanslag is het verlies voor het jaar 2014 bij beschikking vastgesteld op € 11.544.
1.2.
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 28 januari 2019 het bezwaar afgewezen en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 13 februari 2019 beroep ingesteld. Ter zake van dat beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 345.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2021 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord de directeur van belanghebbende, [directeur] en namens de inspecteur, [inspecteur] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Tot de fiscale eenheid behoren meerdere (klein)dochtervennootschappen die – onder meer – tot doel hebben de exploitatie van een administratiekantoor en van recreatiebedrijven.
2.2.
Tot het geconsolideerde vermogen van de fiscale eenheid behoort een drietal onroerende zaken met een gezamenlijke boekwaarde, ultimo 2014, van € 2.549.338.
2.3.
Bij brief van 3 december 2014 heeft de Rabobank de (rekening-courant) kredietfaciliteit van de fiscale eenheid opgezegd per 31 maart 2015. De totale schuld aan de bank bedroeg op dat moment € 2.745.040,82 (exclusief rente en overige kosten). In de genoemde brief heeft de bank aangekondigd dat, indien belanghebbende de schuld niet tijdig aflost, zo nodig tot uitwinning van de zekerheden zal worden overgegaan. Dit zal met name betekenen dat overgegaan wordt tot executoriale verkoop van het hypothecair verbonden registergoed en uitwinning van de verpande roerende zaken.
2.4.
Belanghebbende heeft, om de vorenbedoelde executoriale verkoop te voorkomen, gezocht naar een externe financier. Als gevolg daarvan heeft zij op 22 december 2014 een overeenkomst gesloten met [X] . (hierna: [X] ). Deze overeenkomst houdt – onder meer – in dat belanghebbende aan [X] het exclusieve recht verleent om tot en met 31 januari 2015 te onderzoeken of zij bereid is de Rabobankfinanciering over te nemen. In dat geval zal [X] in de plaats treden van de Rabobank hetgeen dan mede zal inhouden dat zij als hypotheeknemer met betrekking tot de drie registergoederen in de plaats van de Rabobank zal treden. De overeenkomst van 22 december 2014 houdt voorts in dat, indien [X] de Rabobankfinanciering overneemt, belanghebbende met [X] een samenwerkings-overeenkomst zal sluiten op grond waarvan de drie bedoelde registergoederen door [X] zullen worden herontwikkeld in een afzonderlijke op te richten projectvennootschap. In de overeenkomst van 22 december 2014 zijn de hoofdlijnen van de af te sluiten samenwerkings-overeenkomst vastgelegd. Deze houden – onder meer – in dat de meeropbrengst van de herontwikkelde onroerende zaken boven een bedrag van € 5.000.000 tussen beide partijen bij helfte zal worden verdeeld.
2.5.
Het overleg tussen de Rabobank en [X] heeft er uiteindelijk toe geleid dat [X] een drietal geldleningen aan belanghebbende heeft verstrekt tot een totaalbedrag van € 350.000 teneinde aan haar verplichtingen jegens de Rabobank – gedeeltelijk – te kunnen voldoen. Voorts heeft [X] , ter verzekering van de toekomstige betaling door belanghebbende van de door haar verschuldigde bedragen, een bankgarantie aan de Rabobank afgegeven voor een bedrag van € 200.000. Deze herfinanciering heeft ertoe geleid dat de Rabobank bij brief van 20 juli 2015 de opzegging van de kredietfaciliteiten, onder voorwaarden, heeft ingetrokken. [X] heeft derhalve de Rabobankfinanciering niet overgenomen.
2.6.
De in 2.4 bedoelde samenwerkingsovereenkomst is uiteindelijk gesloten in mei 2016.
2.7.
Belanghebbende heeft bij brief van 6 juli 2017 haar aangifte voor de vennootschapsbelasting voor het jaar 2014 gewijzigd in dier voege dat het aangegeven belastbare bedrag van negatief € 11.544 moet worden gewijzigd in negatief € 2.511.544. In die brief heeft belanghebbende niet een gewijzigde opstelling van haar balans en verlies- en winstrekening opgenomen. De aanslag en verliesvaststellingsbeschikking zijn opgelegd conform de oorspronkelijk gedane aangifte.

3.Geschil

3.1.
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende, ter zake van de gesloten overeenkomst van 22 december 2014, recht heeft op een aftrek ten laste van haar winst van € 2.500.000.
3.2.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vaststelling van het verlies voor het jaar 2014 op € 2.511.544. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Op vragen van de rechtbank hebben partijen ter zitting verklaard dat het onderwerp van de onderhavige procedure niet de opgelegde aanslag vennootschapsbelasting is maar de daarmee samenhangende verliesvaststellingsbeschikking.
4.2.
Belanghebbende stelt – samengevat en zakelijk weergegeven – dat zij, op grond van de overeenkomst van 22 december 2014, in 2014 een bedrag van € 2.500.000 ten laste van haar winst kan brengen. Daarbij neemt zij, blijkens een verklaring van haar directeur ter zitting, tot uitgangspunt dat de waarde in het economische verkeer van haar onroerende zaken op die datum ten minste € 10.000.000 bedraagt en dat op die datum reeds vaststaat dat zij de helft van de meerwaarde boven € 5.000.000 aan haar partner, [X] , moet afstaan. Belanghebbende stelt dat zij verarmt, in economische zin, met € 2.500.000, enkel omdat zij tegen die voorwaarde een externe financier kon binnenhalen die niet alleen een geldlening verstrekte en een bankgarantie afgaf maar die er op die manier ook voor zorgde dat de financiering door de Rabobank van ruim € 2,7 miljoen in stand bleef. De verarming moet worden gezien als een afsluitprovisie voor het ter beschikking krijgen van de financiering door [X] , die rechtstreeks ten laste van haar winst komt. Op welke wijze dat in haar boekhouding wordt verwerkt staat haar niet helder voor de geest. Belanghebbende stelt ter zitting nadrukkelijk dat zij voor het afstaan van het winstrecht niet een voorziening op haar balans wenst te vormen. Het gaat volgens haar om een transitorische post.
De inspecteur stelt – kort en zakelijk weergegeven – dat uit de gesloten overeenkomsten niet voortvloeit dat belanghebbende een afsluitprovisie verschuldigd is en dat een provisie van deze omvang, gelet op de door [X] ter beschikking gestelde financiering, ook niet voor de hand ligt. Belanghebbende staat het winstrecht op zakelijke gronden af als tegenprestatie voor de toekomstige herontwikkeling van de onroerende zaken. Het ten laste van de winst vormen van een voorziening of opnemen van een transitorische post voor het in de toekomst afstaan van een winstrecht is niet mogelijk.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit de door belanghebbende gesloten overeenkomsten niet voort dat zij in 2014 een bedrag ten laste van haar winst kan brengen. Het winstrecht dat aan [X] op zakelijke gronden wordt toegekend beïnvloedt in dat jaar niet de omvang van haar fiscale winst. Uitgangspunt voor het beantwoorden van de vraag of belanghebbende verarmt voor fiscale doeleinden, is – anders dan waarvan belanghebbende uitgaat – niet de waarde in het economische verkeer van haar onroerende zaken maar de fiscale boekwaarde. De herontwikkeling van de onroerende zaken en de afwikkeling van het winstrecht spelen zich af in de jaren na 2014. Belanghebbende wenst als het ware een deel van haar toekomstige winsten die zij op zakelijke gronden afstaat aan [X] in 2014 als verlies dan wel kosten in mindering te brengen op haar winst, terwijl die winsten fiscaal nog niet gerealiseerd zijn. Dat zou in strijd zijn met het matchingbeginsel. De afspraak op dit punt raakt overigens de
fiscaletotaalwinst per saldo niet: belanghebbende laat in wezen een deel van nog te realiseren fiscale winst op zakelijke gronden lopen (winstgemis). Evenmin is, zoals belanghebbende wellicht meent, sprake van een transitoire post
4.4.
Het beroep is ongegrond. De beschikking waarbij het verlies voor het jaar 2014 is vastgesteld op € 11.544 moet in stand blijven.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, mr. M.R.T. Pauwels en mr. S.A.J. Bastiaansen, rechters, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, op 5 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Bij afwezigheid van de voorzitter en mr. Pauwels is de uitspraak ondertekend door mr. S.A.J. Bastiaansen.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.