Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Motivering
- het jaar 2008 (zaaknummer 17/3115);
- het jaar 2009 (zaaknummer 17/3117);
- het jaar 2010 (zaaknummer 17/3118);
- het jaar 2011 (zaaknummer 17/3119);
- het jaar 2012 (zaaknummer 17/3120).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 3 augustus 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de teruggaaf van dividendbelasting door een buitenlandse beleggingsinstelling. De belanghebbende, gevestigd in de Verenigde Staten, had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting had afgewezen. De rechtbank heeft de zaken aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.
De belanghebbende stelde dat zij recht had op teruggaaf van dividendbelasting op basis van het Unierecht, omdat zij vergelijkbaar zou zijn met een fiscale beleggingsinstelling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen. De Hoge Raad had eerder beslist dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering.
De rechtbank concludeerde dat er geen recht bestond op teruggaaf van dividendbelasting en dat de belanghebbende ook geen recht had op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting. Bovendien was er in het beroepschrift geen onderbouwing gegeven voor de aanspraak van participanten in het fonds op teruggaaf van dividendbelasting. De beroepen werden daarom kennelijk ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.