ECLI:NL:RBZWB:2021:3987

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3122
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van dividendbelasting door buitenlandse beleggingsinstellingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroepsprocedure van een belanghebbende, gevestigd in de Verenigde Staten, tegen de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2008 tot en met 2012. De rechtbank heeft de zaken aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De belanghebbende stelde dat zij recht had op teruggaaf van dividendbelasting op basis van het Unierecht, omdat zij vergelijkbaar zou zijn met een fiscale beleggingsinstelling (fbi).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen. Dit is gebaseerd op de overweging dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. Aangezien er geen recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat, heeft de belanghebbende ook geen recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.

Daarnaast is in het beroepschrift vermeld dat het ook namens participanten in het fonds is ingediend, maar er is geen onderbouwing gegeven dat deze participanten aanspraak zouden kunnen maken op teruggaaf van dividendbelasting. De rechtbank heeft daarom de beroepen kennelijk ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 17/3122 tot en met 17/3126
uitspraak van 2 augustus 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaats] (Verenigde Staten),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend tegen de uitspraken op bezwaar op de bezwaren van belanghebbende tegen de afwijzing van de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de volgende periodes, waaraan de rechtbank de volgende zaaknummers heeft toegekend:
  • het jaar 2008 (zaaknummer 17/3122);
  • het jaar 2009 (zaaknummer 17/3123);
  • het jaar 2010 (zaaknummer 17/3124);
  • het jaar 2011 (zaaknummer 17/3125);
  • het jaar 2012 (zaaknummer 17/3126).
Belanghebbende stelt – kort gezegd – met een beroep op het Unierecht dat recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat omdat belanghebbende vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (hierna: fbi).
De zaken zijn aangehouden in afwachting van de beantwoording door de Hoge Raad van prejudiciële vragen door deze rechtbank. Bij aangetekende brief van 26 mei 2021, welke volgens gegevens van PostNL is ontvangen op 27 mei 2021, heeft de rechtbank belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het beroep binnen vier weken (nader) te motiveren. Op deze brief heeft de rechtbank geen reactie ontvangen.
Gezien het overgangsrecht van artikel XXVI, leden 8 en 9, van de wet Overige fiscale maatregelen 2008 [1] , is – kort gezegd – voor teruggaafverzoeken met betrekking tot de boekjaren vanaf het boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2008 het regime van de afdrachtvermindering [2] van belang.
De rechtbank is van oordeel dat de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen, reeds gelet op het volgende. De Hoge Raad heeft beslist dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door de omstandigheid dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen, in verband met het gegeven dat zij in Nederland niet inhoudingsplichtig zijn voor de dividendbelasting, niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. [3]
Aangezien geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting, heeft belanghebbende evenmin recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.
Tot slot, in het beroepschrift is gemeld dat het beroepschrift mede is ingediend namens de participanten in het fonds. Er is echter op geen enkele wijze beargumenteerd dat de participanten wel aanspraak zouden kunnen maken op teruggaaf van de dividendbelasting in deze procedure tegen de uitspraken op bezwaar.
De beroepen zijn daarom kennelijk ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

2.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx , griffier, op 2 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Stb. 2007, 563.
2.Artikel 11a van de Wet op de dividendbelasting 1965.