Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Motivering
- het jaar 2008 (zaaknummer 17/3122);
- het jaar 2009 (zaaknummer 17/3123);
- het jaar 2010 (zaaknummer 17/3124);
- het jaar 2011 (zaaknummer 17/3125);
- het jaar 2012 (zaaknummer 17/3126).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroepsprocedure van een belanghebbende, gevestigd in de Verenigde Staten, tegen de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2008 tot en met 2012. De rechtbank heeft de zaken aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De belanghebbende stelde dat zij recht had op teruggaaf van dividendbelasting op basis van het Unierecht, omdat zij vergelijkbaar zou zijn met een fiscale beleggingsinstelling (fbi).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen. Dit is gebaseerd op de overweging dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. Aangezien er geen recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat, heeft de belanghebbende ook geen recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.
Daarnaast is in het beroepschrift vermeld dat het ook namens participanten in het fonds is ingediend, maar er is geen onderbouwing gegeven dat deze participanten aanspraak zouden kunnen maken op teruggaaf van dividendbelasting. De rechtbank heeft daarom de beroepen kennelijk ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.