ECLI:NL:RBZWB:2021:3978

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
02-028070-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak voor zware mishandeling met niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

Op 5 augustus 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van zware mishandeling, poging zware mishandeling en mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 juli 2021, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman, mr. C.J.M. Jansen, wel. De officier van justitie, mr. T. Kint, presenteerde het bewijs en stelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever met een mes. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank concludeerde dat het letsel van de aangever niet kon worden toegeschreven aan de verdachte, wat leidde tot een integrale vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 13.030,-- vorderde, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank oordeelde dat de vordering bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, met mr. C.H.W.M. Sterk als voorzitter, en is openbaar gemaakt op 5 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/028070-20
vonnis van de meervoudige kamer van 5 augustus 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 juli 2021. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman mr. C.J.M. Jansen. De officier van justitie, mr. T. Kint, en de raadsman hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich primair schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. Subsidiair en meer subsidiair is respectievelijk poging zware mishandeling en mishandeling ten laste gelegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, zware mishandeling. De officier van justitie acht bewezen dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij aangever op grond van de foto’s van het letsel in het dossier, de geneeskundige verklaring en de medische gegevens gevoegd bij de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij. De officier van justitie komt voorts tot de conclusie dat bewezen kan worden verklaard dat het verdachte is geweest die dit letsel heeft toegebracht bij aangever door met een mes stekende bewegingen te maken richting aangever. Dit kan worden bewezen op grond van de verklaringen die zijn afgelegd door aangever en door getuige [getuige 1] . Verdachte heeft bovendien zelf verklaard dat er sprake was van de aanwezigheid van een mes. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat aangever zichzelf heeft gesneden, is niet aannemelijk geworden nu het dossier hier geen aanknopingspunten voor biedt. Uit het feit dat verdachte ruziënd de woning binnenkwam en steekbewegingen heeft gemaakt richting aangever, kan ook de opzet op zware mishandeling bij verdachte worden afgeleid, al dan niet in voorwaardelijke zin.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feit. De verklaringen van aangever en getuige [getuige 1] zijn dusdanig inconsistent en tegenstrijdig dat zij niet tot het bewijs gebezigd kunnen worden. Daartegenover staat de verklaring van verdachte, die van meet af aan heeft ontkend stekende bewegingen te hebben gemaakt met een mes richting aangever. Verdachte heeft een alternatief scenario geschetst, namelijk dat aangever heeft geprobeerd om verdachte te steken met een mes en dat aangever zichzelf daarbij in zijn hand heeft gesneden. De geneeskundige verklaring en andere informatie over het letsel, sluit dit alternatieve scenario niet uit. Gelet op het voorgaande verzoekt de raadsman verdachte integraal vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op 24 september 2019 in een woning in Tilburg een handgemeen heeft plaatsgevonden tussen aangever en verdachte. Bij dit incident heeft aangever letsel opgelopen aan zijn hand.
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte met een mes steekbewegingen heeft gemaakt in de richting van aangever. Aangever zou dit mes hebben vastgepakt en zichzelf daardoor hebben gesneden. Vervolgens is [getuige 1] bij de rechter-commissaris teruggekomen op deze verklaring en heeft hij verklaard dat hij ten tijde van het feit zwaar onder invloed was van verdovende middelen en alleen nog dingen weet die door anderen de volgende dag aan hem zijn verteld. Hij kan zich niet herinneren of hij een mes heeft gezien. De verklaringen van [getuige 1] zijn niet consistent, en daardoor niet betrouwbaar. Daarbij komt dat getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [getuige 1] wegliep toen het handgemeen tussen aangever en verdachte begon, hetgeen de verklaring van [getuige 1] bij de rechter-commissaris dat hij geen eigen wetenschap heeft van het incident lijkt te bevestigen. Gelet het op voorgaande zal de rechtbank daarom de bij de politie afgelegde belastende verklaring van [getuige 1] , dat hij zag dat verdachte met een mes stekende bewegingen in de richting van aangever maakte, niet gebruiken voor het bewijs.
Hoewel aangever en getuige [getuige 2] beiden hebben verklaard dat aangever tijdens het handgemeen ineens bloed/letsel aan zijn hand had, geven hun verklaringen geen uitsluitsel over de wijze waarop het letsel is ontstaan. Aangever en [getuige 2] hebben beiden verklaard geen mes te hebben gezien. De verklaring van aangever dat verdachte gelet op het letsel wel een mes moet hebben gehad, betreft een invulling en geen eigen waarneming. Verdachte ontkent een mes te hebben vastgehad en stekende bewegingen te hebben gemaakt.
De rechtbank concludeert dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het letsel bij aangever is ontstaan doordat verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt met een mes, althans een scherp voorwerp, in de richting van aangever. De rechtbank zal daarom verdachte integraal vrijspreken (van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feit).
Gelet op het feit dat verdachte wordt vrijgesproken, blijven de overig gevoerde verweren van de raadsman onbesproken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 13.030,--, waarvan
€ 8000,-- aan materiële schade en € 5030,-- aan immateriële schade.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en
mr. M.E. de Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 augustus 2021.
Mr. Sterk en mr. Martens zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.