ECLI:NL:RBZWB:2021:3977

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
02-250666-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor heling en afwijzing vordering tenuitvoerlegging in strafzaak

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 juli 2021, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman, mr. C.J.M. Jansen, wel. De officier van justitie, mr. T. Kint, heeft de verdenking van opzet- dan wel schuldheling tegen de verdachte gepresenteerd. De verdachte werd beschuldigd van het in bezit hebben van een laptop die op 5 oktober 2020 was gestolen uit de woning van de aangeefster in Tilburg. De verdachte verklaarde dat hij de laptop had gevonden achter een stroomhuisje en dat hij van plan was deze terug te brengen. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de laptop van misdrijf afkomstig was. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte geloofwaardig was en dat de omstandigheden niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde heling.

Daarnaast werd ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand afgewezen, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat enkel tijdsverloop niet voldoende is om te concluderen dat de verdachte wist dat de laptop van misdrijf afkomstig was. Het vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 5 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/250666-20, 02/222213-17 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 5 augustus 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 juli 2021. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman mr. C.J.M. Jansen. De officier van justitie, mr. T. Kint, en de raadsman hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte was op 6 oktober 2020 in het bezit van een laptop, die in de avond van 5 oktober 2020 is weggenomen uit de woning van aangeefster in Tilburg. Verdachte is op 6 oktober 2020 omstreeks 17:00 uur aangehouden en heeft verklaard dat hij de laptop achter een stroomhuisje heeft gevonden en dat hij van plan was deze terug te brengen. Verdachte kan geen verklaring geven op welk tijdstip hij de laptop heeft gevonden. Volgens zijn weinig specifieke verklaring moet dit of de avond van 5 oktober 2020 of de ochtend van 6 oktober 2020 zijn geweest. Uit de verklaring van verdachte kan in ieder geval worden afgeleid dat hij de laptop al enige tijd in zijn bezit had. Dat verdachte voornemens was de laptop terug te brengen, is gelet op het tijdsverloop ongeloofwaardig. Uit de gedragingen van verdachte blijkt dat hij wist dat de laptop een door een misdrijf verkregen goed betrof, waarmee hij zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor opzet- dan wel schuldheling. Verdachte heeft direct na zijn aanhouding een verklaring afgelegd en de verklaring van verdachte vindt steun in het proces-verbaal van bevindingen van de politie waaruit blijkt dat de laptop uitstraalde vanuit een “soort bosje”. De verklaring van verdachte, dat hij de laptop heeft gevonden achter een stroomhuisje, is dus niet onwaarschijnlijk. Aan de hand van deze verklaring kan worden vastgesteld dat verdachte vinder is van de laptop, maar dit maakt hem nog geen heler. Verdachte kon op het moment dat hij de laptop vond, en dus de laptop voorhanden kreeg, niet weten dat deze van diefstal afkomstig was. Verdachte dient voor het tenlastegelegde feit te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 5 oktober 2020 is de laptop van aangeefster weggenomen uit haar woning in Tilburg.
Op 6 oktober 2020 omstreeks 16:25 uur meldde aangeefster bij de politie dat haar laptop al reeds anderhalf uur aanstond en uitstraalde vanaf de Bisschop Bekkerslaan te Tilburg. De verbalisanten kregen van het RTIC door dat de laptop in een “soort bosje” zou liggen. Daarna zou de laptop zich verplaatst hebben richting de woningen aan de Bisschop Bekkerslaan. Ter plaatse wordt verdachte aangetroffen en in zijn tas wordt de gestolen laptop van aangeefster gevonden. Verdachte heeft verklaard dat hij deze laptop in zijn bezit heeft gekregen doordat hij deze heeft gevonden achter een stroomhuisje. Op basis van het dossier kan niet vastgesteld worden dat verdachte op andere wijze aan de laptop is gekomen. Het is dus niet onmogelijk dat verdachte de laptop in de bosjes heeft gevonden zoals hij heeft verklaard. De rechtbank zal daarom, met de officier van justitie en de raadsman, uitgaan van de juistheid van de verklaring van verdachte dat hij de laptop heeft gevonden.
De rechtbank is – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat de aan verdachte tenlastegelegde heling niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Niet valt uit de bewijsmiddelen af te leiden dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen, wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze laptop van misdrijf afkomstig was. De plek waar verdachte de laptop volgens zijn verklaring heeft gevonden, namelijk achter een stroomhuisje, is daarvoor niet voldoende. Het feit dat verdachte vervolgens de laptop enige tijd onder zich heeft gehad en in die tijd de laptop niet naar, bijvoorbeeld, de gemeente of de politie heeft gebracht, leidt ook niet tot de vereiste wetenschap bij verdachte dat het een van misdrijf afkomstig verkregen laptop betrof ten tijde van het voorhanden krijgen daarvan. Enkel tijdverloop is niet redengevend voor heling. Dit zou wel kunnen passen bij verduistering, maar dat is niet aan verdachte ten laste gelegd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde feit.

5.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 7 februari 2018 ten uitvoer zal worden gelegd.
Nu verdachte wordt vrijgesproken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van parketnummer 02/222213-17 af;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en
mr. M.E. de Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 augustus 2021.
Mr. Sterk en mr. Martens zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 6 oktober 2020 te Tilburg, een goed te weten laptop (Macbook serienummer [nummer] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof.
(artikel 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )