Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De vordering tot tenuitvoerlegging
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 juli 2021, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman, mr. C.J.M. Jansen, wel. De officier van justitie, mr. T. Kint, heeft de verdenking van opzet- dan wel schuldheling tegen de verdachte gepresenteerd. De verdachte werd beschuldigd van het in bezit hebben van een laptop die op 5 oktober 2020 was gestolen uit de woning van de aangeefster in Tilburg. De verdachte verklaarde dat hij de laptop had gevonden achter een stroomhuisje en dat hij van plan was deze terug te brengen. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de laptop van misdrijf afkomstig was. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte geloofwaardig was en dat de omstandigheden niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde heling.
Daarnaast werd ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand afgewezen, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat enkel tijdsverloop niet voldoende is om te concluderen dat de verdachte wist dat de laptop van misdrijf afkomstig was. Het vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 5 augustus 2021.