In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Breda, dat hen opdraagt hun woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester heeft op 17 juni 2021 besloten de woning voor drie maanden te sluiten, na het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs en wapens in de woning. Verzoekers, die de woning delen, hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening zijn dat de sluiting onterecht is en hen onomkeerbare schade zou toebrengen. Tijdens de zitting op 19 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter de feiten en omstandigheden van de zaak besproken. De burgemeester was vertegenwoordigd door G.M.J. van Gastel. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting te gelasten, maar heeft ook aangegeven dat de noodzakelijkheid en evenredigheid van de sluiting nog niet voldoende zijn onderbouwd. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekers.