In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Türk, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze op 22 mei 2019, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 19 juli 2021, waar zowel eiseres als vertegenwoordigers van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank heeft de medische beoordelingen van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig zijn uitgevoerd. De primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben de medische gegevens van eiseres bestudeerd en kwamen tot de conclusie dat er geen objectieve medische redenen waren om aan te nemen dat eiseres meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de informatie van de orthopedisch chirurg en andere medische rapporten niet voldoende aanknopingspunten boden om de conclusies van het UWV te weerleggen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 0% heeft vastgesteld en dat de WIA-uitkering terecht is geweigerd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding of schadevergoeding toegewezen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.