In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 25 juli 2019, waarbij haar ZW-uitkering werd beëindigd. Eiseres, die eerder als productiemedewerkster had gewerkt, had zich op 27 december 2013 ziekgemeld met rugklachten en ontving een ZW-uitkering die op 31 augustus 2015 werd beëindigd. Na een nieuwe ziekmelding op 28 april 2017, werd haar opnieuw een ZW-uitkering toegekend. Het UWV beëindigde deze uitkering per 19 april 2019, omdat eiseres weer geschikt werd geacht voor haar eerdere functie. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het UWV verklaarde deze bezwaren ongegrond.
De rechtbank heeft op 31 maart 2020 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 18 februari 2020 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en het UWV werd vertegenwoordigd door een verzekeringsarts. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij werd gekeken naar de geschiktheid van eiseres voor de functie van productiemedewerker industrie. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres geschikt was voor deze functie, ondanks haar klachten. De rechtbank oordeelde dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres correct waren vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML).
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het UWV per 19 april 2019 rechtmatig was. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.