Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verdere verloop van de procedure
2.Het geschil
3.De verdere beoordeling
“Betalingsverplichting, betaalperiode4.1 Met ingang van de ingangsdatum van deze huurovereenkomst bestaat de betalingsverplichting van huurder uit- de huurprijs- de vergoeding voor de onder 6 genoemde bijkomende leveringen en diensten (servicekosten)- de vergoeding voor overige diensten.4.2 De vergoeding voor bijkomende leveringen en diensten wordt bepaald overeenkomstig het bepaalde in 14.1 t/m 14.7 van de algemene bepalingen. Op de vergoeding wordt een systeem van voorschotbetalingen met latere verrekening toegepast zoals daar aangegeven.4.3 (…)4.4 Per betaalperiode van één maand bedraagtHuurprijs € 1.041,60Servicekosten € 85,00Bijdrage instandhouding restaurant € 20(…).
Leveringen en diensten6 De door of vanwege verhuurder voor huurder te verzorgen bijkomende leveringen en diensten zijn de volgende:- stroomverbruik inclusief vastrecht gemeenschappelijke ruimten;- stroomverbruik inclusief vastrecht algemene voorzieningen (bijvoorbeeld liften, verlichting, intercom ed);- waterverbruik inclusief vastrecht algemene ruimten en gemeenschappelijke ruimten;- kleine herstellingen algemene ruimten;- periodiek verwisselen van lampen en starters algemene verlichting;- schoonmaak van gemeenschappelijke ruimten, inclusief parkeergarage/parkeerplaats;- schoonmaak van algemene ruimten;- glasbewassing algemene ruimten, gemeenschappelijke ruimten;- 5% administratiekosten, vermeerderd met BTW. (…)”
“
Bijkomende leveringen en diensten14.1 Voor zover het gehuurde deel uitmaakt van een gebouw of complex en de leveringen en diensten mede betrekking hebben op andere daartoe behorende gedeelten stelt verhuurder het naar zijn oordeel redelijkerwijs voor rekening van huurder komende aandeel in de kosten van die leveringen en diensten vast. Verhuurder hoeft daarbij geen rekening te houden met de omstandigheid dat de huurder van een of meer van deze leveringen en diensten geen gebruik maakt.14.2 Verhuurder verstrekt huurder elk jaar, uiterlijk 6 maanden na het verstrijken van dat kalenderjaar, een rubrieksgewijs overzicht van de aan verhuurder in rekening gebrachte kosten van de leveringen en diensten, met vermelding van de wijze van berekening daarvan en voor zover van toepassing, het aandeel van huurder in die kosten. Indien aan de verhuurder kosten in rekening worden gebracht, die niet een kalenderjaar betreffen, maar een andere periode van 12 maanden die een boekjaar vormt en welk boekjaar in het verstreken kalenderjaar eindigt, neemt de verhuurder de kosten over die andere periode in het hiervoor bedoelde overzicht op.Bij beëindiging van de huur heeft het overzicht als hiervoor bedoeld betrekking op het tijdvak van het kalenderjaar, dat op het tijdstip van de beëindiging reeds is verstreken.14.3 Wat blijkens het overzicht over de betreffende periode, rekening houdend met voorschotbetalingen, door huurder te weinig is betaald of door verhuurder te veel is ontvangen, dient binnen een maand na verstrekking van het overzicht te worden bijbetaald of terugbetaald.14.4 Verhuurder biedt huurder desgewenst de gelegenheid, gedurende een maand na verstrekking van een overzicht, tot inzage van de aan het overzicht ten grondslag liggende boeken en andere zakelijke bescheiden of van afschriften daarvan.
14.5 Huurder is gebonden aan een inkrimping of uitbreiding van de door de verhuurder te verzorgen leveringen en diensten en het daarbij behorende gewijzigde voorschotbedrag, indien die wijziging betrekking heeft op leveringen en diensten die slechts aan een aantal huurders gezamenlijk geleverd kunnen worden en tenminste 70% van die huurders daarmee heeft ingestemd. Een huurder die niet met de wijziging heeft ingestemd, kan binnen acht weken na de schriftelijke kennisgeving van de verhuurder dat overeenstemming is bereikt met tenminste 70% van de huurders, een beslissing van de rechter vorderen omtrent de redelijkheid van het voorstel.”
1 Roerende zaken
2 Brandblusser
3 Huisvuil, vuilcontainer
4 Huismeester
5 Signaallevering
6 Glas- en inboedelverzekering
7 Glazenwassen
8 Schoonmaken gemeenschappelijke ruimten
9 Stroomverbruik gemeenschappelijke ruimten
10 Tuinonderhoud
11 Onderhoud installaties
12 Ontstoppen, leidingen en riolering
13 Schoorsteenvegen en reinigen ventilatiekanalen
14 Lampen vervangen
15 Ongedierte bestrijding
16 Schilderwerkzaamheden
17 Fondsen
18 Kleine herstellingen
19 Receptie
20 Materialen
21 Water
22 Administratiekosten.
31 december 2018 heeft Huurster op 27 juni 2019 ontvangen (hierna: eindafrekening 2018). Hierin zijn de doorbelaste posten als volgt gespecificeerd
Onderhoud installaties
Algemene elektra
Algemene verlichting
Brandblusmiddelen
Verzekeringen
Facilitaire kosten
Tuin en terrein
Kleine herstellingen
Glasbewassing buitenzijde en algemeen
Rioolreiniging.
[gedaagde] heeft bij de doorbelasting naar Huurster een andere verdeelsleutel toegepast dan in de eindafrekeningen 2016 en 2017. In totaal is voor genoemde posten, vermeerderd met 5% administratiekosten, een bedrag van € 1.703,73 in rekening gebracht. Na aftrek van betaalde voorschotten is een door Huurster bij te betalen bedrag van € 743,73 door [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft tevens het per 1 januari 2019 te betalen maandelijks voorschot verhoogd naar € 140,00
.Over de periode van 1 januari 2019 tot en met juli 2019 heeft [gedaagde] een bedrag van € 420,00 in rekening gebracht in verband met de verhoging van het voorschot
.
Met verwijzing naar onder meer artikel 7:259 lid 1 BW en het arrest van de Hoge Raad van 24 april 2020 (ECLI:NL:HR:2020:808) stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat de doorbelasting van de in de eindafrekeningen vermelde posten tussen partijen (stilzwijgend) is overeengekomen. Zij stelt verder dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Huurster daarmee instemde. Daarnaast voert zij, met een beroep op artikel 6:248 lid 1 BW, aan dat de rechtsverhouding tussen partijen, zoals neergelegd in de huurovereenkomst, aldus moet worden aangevuld, dat Huurster – net als de overige bewoners – mee moet betalen aan de kosten voor de door [gedaagde] verzorgde leveringen en diensten.
De kantonrechter is, mét Huurster, van oordeel dat artikel 14.5 van de Algemene Bepalingen, zich ertegen verzet om snel van stilzwijgende wilsovereenstemming uit te gaan.
Ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst was het hele concept van het complex,
– in de considerans van de huurovereenkomst aangeduid als woon-zorgresort in een hoogwaardige woonomgeving –, bekend. De kantonrechter vindt het aannemelijk dat posten als bijvoorbeeld tuinonderhoud, huismeester en receptie destijds ook voorzienbaar waren.
De kantonrechter is, mét Huurster, van oordeel dat de eindafrekeningen niet kunnen worden beschouwd als een aanbod tot uitbreiding van het servicepakket, nu [gedaagde] er bij die eindafrekeningen en de toelichting daarop, op geen enkele wijze op heeft gewezen dat meer servicekostenposten werden doorberekend dan in de huurovereenkomst waren overeengekomen. Van een (stilzwijgende) aanvaarding en het aldus tot stand komen van een overeenkomst met betrekking tot uitbreiding van het servicepakket kan dus ook geen sprake zijn.
Tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.”
het geheel van de verplichtingen die de huurder tegenover de verhuurder bij of ter zake van huur op zich neemt”, zoals in lid 1 vermeld, andere verplichtingen kunnen behoren dan betaling van de in de volgende leden van het artikel genoemde kosten. Het staat partijen in beginsel vrij andere vergoedingen dan daar vermeld overeen te komen. De bescherming van partijen tegen onredelijke afspraken in een huurovereenkomst is gewaarborgd door artikel 7:264 BW. Dat artikel luidt:
1 Elk in verband met de totstandkoming van een huurovereenkomst betreffende woonruimte gemaakt beding, niet de huurprijs betreffende, voorzover daarbij ten behoeve van een der partijen een niet redelijk voordeel wordt overeengekomen, is nietig.
een niet redelijk voordeel’sprake is indien tegenover het bedongen voordeel geen of een verwaarloosbare tegenprestatie staat. Verder is het vaste rechtspraak dat kosten die geacht worden inherent te zijn aan de normale woningexploitatie, niet (afzonderlijk) aan huurders in rekening kunnen worden gebracht. Dergelijke kosten dienen uit de huurprijs te worden bestreden.
De kantonrechter begrijpt de stellingen van [gedaagde] aldus, dat zij stelt dat een commercieel verantwoorde exploitatie niet de ruime openingstijden mogelijk zou maken zoals [gedaagde] die ten behoeve van de huurders hanteert. Om de openstelling op de voor [gedaagde] onrendabele tijden mogelijk te maken en de restauratieve voorzieningen draaiende te houden, wordt een bijdrage van huurders gevraagd. Daarvan uitgaande kan worden geconcludeerd dat [gedaagde] tegenover de vergoeding een prestatie levert, waarvan Huurster profijt kan hebben. De kosten van openstelling van de horeca op die onrendabele tijden kunnen niet worden beschouwd als inherent aan een normale woningexploitatie. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het in beginsel niet onredelijk is dat daarvoor enige afzonderlijke vergoeding wordt gevraagd. Of de overeengekomen vergoeding in strijd is met artikel 7:264 BW is vervolgens ook afhankelijk van de hoogte van het bedrag. Het in dit geval overeengekomen bedrag van € 20,00 per maand acht de kantonrechter niet onredelijk.