Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Wettelijk kaderWaterwet
Artikel 2.1 van de Waterwet
1. De toepassing van deze wet is gericht op:
voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
2. De toepassing van deze wet is mede gericht op andere doelstellingen dan genoemd in het eerste lid, voor zover dat elders in deze wet is bepaald.
Artikel 6.5, onder c, van de Waterwet
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan voor rijkswateren en, met het oog op internationale verplichtingen of bovenregionale belangen, voor regionale wateren worden bepaald dat het verboden is zonder daartoe strekkende vergunning van Onze Minister, onderscheidenlijk het bestuur van het waterschap gebruik te maken van een waterstaatswerk of een daartoe behorende beschermingszone door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten, werken te maken of te behouden, dan wel vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen.
Artikel 6.21 van de WaterwetEen vergunning wordt geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11.
Waterbesluit
Artikel 6.12 van het Waterbesluit
1. Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 6.5 van de wet gebruik te maken van een oppervlaktewaterlichaam of een bijbehorend kunstwerk in beheer bij het Rijk, niet zijnde de Noordzee, door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:
werken te maken of te behouden;
vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op:
het bouwen van bouwwerken, voor zover de oppervlakte daarvan niet meer dan 30 m2 bedraagt;
het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding;
het uitvoeren van onderhoud dan wel de aanleg of wijziging of overig gebruik, anders dan in overeenstemming met de functie, van waterstaatswerken, voor zover deze activiteiten door of vanwege de beheerder worden verricht;
het maken van werken om oeverafslag tegen te gaan, mits deze niet boven het oeverland uitsteken, en het ten behoeve van de uitvoering van die werken storten, plaatsen of neerleggen van vaste substanties of voorwerpen;
het permanent afmeren van woonschepen of andere drijvende objecten in rijkswateren, met uitzondering van de rijkswateren of delen van rijkswateren die zijn aangewezen bij ministeriële regeling;
bij ministeriële regeling aan te wijzen activiteiten van ondergeschikt belang voor de veilige en doelmatige functievervulling van het oppervlaktewaterlichaam of een bijbehorend kunstwerk; en
ontgrondingen.
3. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor daarbij aan te wijzen categorieën oppervlaktewaterlichamen het tweede lid niet van toepassing is op daarbij aan te wijzen bouwwerken als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a of b.
Beleidsregels grote rivieren
Artikel 2 van de Beleidsregels
De artikelen 3 tot en met 7 zijn van toepassing op de waterstaatswerken in beheer bij het Rijk, voor zover aangegeven in bijlage 1 bij deze beleidsregels.
De artikelen 3 tot en met 7 zijn niet van toepassing op de in bijlage 2 bij deze beleidsregels aangewezen activiteiten of locaties.
Artikel 3 van de Beleidsregels
In het rivierbed wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7, eerste lid, toestemming gegeven voor:
een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing;
het slopen en vervangen van bebouwing door bebouwing van gelijke omvang;
tijdelijke activiteiten, anders dan bedoeld in artikel 6.11, eerste lid, onderdeel b, van de Waterregeling, en
overige activiteiten die naar aard en omvang vergelijkbaar zijn met activiteiten van ondergeschikt belang als bedoeld in artikel 6.11, eerste lid, van de Waterregeling.
Artikel 4 van de Beleidsregels
Voor activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het bergend regime van toepassing is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7, eerste en tweede lid, toestemming gegeven.
Artikel 5 van de BeleidsregelsVoor de navolgende riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het stroomvoerend regime van toepassing is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7, eerste en tweede lid, toestemming gegeven:
de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
e vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
de aanleg of wijziging van scheepswerven en specifiek daaraan verbonden bedrijfsactiviteiten;
de realisatie of verbetering van natuur;
de verbetering van de waterkwaliteit;
de uitbreiding of wijziging van bestaande steenfabrieken;
de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie of extensieve uiterwaardrecreatie zijn verbonden;
de winning van oppervlaktedelfstoffen;
de realisatie van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het agrarisch, landschappelijk of daarmee vergelijkbaar beheer van het rivierbed;
het behoud of herstel van cultuurhistorische landschapselementen; of
de realisatie van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het behoud van bekende of te verwachten archeologische monumenten.
Artikel 6 van de Beleidsregels
Voor niet-riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het stroomvoerend regime van toepassing is, wordt geen toestemming gegeven, tenzij, onverminderd het bepaalde in artikel 7, sprake is van:
een groot openbaar belang en de activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
verduurzaming van de energievoorziening van bestaande activiteiten in het rivierbed;
opwekking van zonne- of windenergie en de activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd; of
activiteiten die per saldo meer ruimte voor de rivier opleveren op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
Artikel 7 van de Beleidsregels
1. De toestemming, bedoeld in artikel 3, wordt alleen gegeven indien:
er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit, en
er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor het geven van de toestemming, bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6, aanhef en de onderdelen a, b en c, met dien verstande dat de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor het geven van de toestemming, bedoeld in artikel 6, aanhef en onderdeel d, met dien verstande dat de vergunning zal worden verleend voor een bepaalde termijn en dat de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen ten minste voor de duur van die termijn duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor het geven van de toestemming, bedoeld in artikel 6, aanhef en onderdeel e, met dien verstande dat de gevraagde rivierverruimende maatregelen genomen worden, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.