ECLI:NL:RBZWB:2021:379

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7992
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergoeding aangepaste fauteuil op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

Op 28 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk. De eiser had een aanvraag ingediend voor vergoeding van een elektrisch verstelbare fauteuil op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college had deze aanvraag geweigerd in een besluit van 17 april 2020, en het bezwaar van de eiser tegen dit besluit werd ongegrond verklaard in een besluit van 4 augustus 2020. De rechtbank heeft de zaak op 12 januari 2021 behandeld, waarbij de eiser zich liet vertegenwoordigen via een skypeverbinding.

De rechtbank heeft overwogen dat het college op goede gronden heeft geweigerd de kosten voor de fauteuil te vergoeden. De eiser stelde dat hij geen aanspraak kon maken op een fauteuil vanuit de zorgverzekering en dat er geen sprake was van een algemeen gebruikelijke voorziening. Het college daarentegen betoogde dat de gevraagde fauteuil niet bijdraagt aan de zelfredzaamheid van de eiser en dat er voldoende alternatieven beschikbaar zijn in reguliere meubelzaken. De rechtbank concludeerde dat de eiser met een elektrisch verstelbare fauteuil uit een reguliere winkel voldoende gecompenseerd kan worden en dat de kosten daarvan niet onredelijk zijn.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, waarmee de weigering van het college om de fauteuil te vergoeden in stand bleef. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7992 WMO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [plaatsnaam], eiser,

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 17 april 2020 (primaire besluit) heeft het college geweigerd om een aangepaste fauteuil op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) te vergoeden.
In het besluit van 4 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 12 januari 2021.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger] (via een skypeverbinding). Namens het college waren aanwezig [aanwezige college 1] en [aanwezige college 2].

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiser heeft een aanvraag gedaan voor vergoeding van een fauteuil. Bij zijn aanvraag heeft eiser een mailwisseling met een ergotherapeut overgelegd.
Met het primaire besluit heeft het college aan eiser meegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor vergoeding van een fauteuil.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Geschil
2. In geschil is of het college op goede gronden heeft geweigerd de kosten voor een elektrisch verstelbare fauteuil te vergoeden.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt onderdeel uit van de uitspraak.
Standpunt eiser
3. Eiser voert aan dat hij vanuit de zorgverzekering geen aanspraak kan maken op een fauteuil. Er is geen sprake van een voorliggende voorziening of noodzaak tot afstemming. Verder heeft eiser gesteld dat er geen sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening
.Eiser heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het college geen zorgvuldig onderzoek heeft verricht.
Standpunt college
4. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat een onderzoek naar de beperkingen en hulpvraag van eiser heeft plaatsgevonden. De gevraagde fauteuil richt zich primair op vermindering van pijnklachten, dit is een therapeutisch doel en valt binnen de reikwijdte van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Subsidiair heeft het college zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening.
Fauteuils met elektrisch verstelde rugleuning en beenondersteuning (relaxfauteuils) zijn al verkrijgbaar vanaf € 200,--. Ook als eiser zou beschikken over een minimuminkomen kan gesteld worden dat er sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening.
Beoordeling rechtbank
5.1
Ter zitting is namens het college gesteld dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt dat de gevraagde fauteuil niet bijdraagt aan de zelfredzaamheid en dat er sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening. Verder is namens het college nog gesteld dat de zorgverzekeraar de aangewezen instantie is voor het verstrekken van aangepaste fauteuils.
5.2
Eiser heeft ter zitting het door hem gestelde onderzoeksgebrek onderbouwd door te stellen dat er geen onderzoek is gedaan voor welk bedrag een elektrisch verstelbare fauteuil te koop is. Met betrekking tot de vraag welke fauteuil eiser nodig heeft, kan volgens eiser worden aangesloten bij het advies van de ergotherapeut.
5.3
De rechtbank ziet aanleiding om eerst de weigeringsgrond dat er sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening te bespreken.
Niet in geschil is dat een elektrisch verstelbare fauteuil zoals eiser die wenst vrij verkrijgbaar is bij diverse meubelzaken. Uit het advies van de ergotherapeut blijkt niet dat eiser onvoldoende gebaat zou zijn bij een elektrisch verstelbare fauteuil zoals deze in reguliere winkels verkrijgbaar is. De rechtbank gaat er bij de verdere beoordeling dan ook van uit dat eiser met een elektrisch verstelbare fauteuil uit een reguliere winkel voldoende gecompenseerd wordt. Dit wordt ook niet betwist door eiser. Deze fauteuils zijn niet specifiek bedoeld voor mensen met een (functie)beperking. Dit betekent dat hier sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening.
5.4
Naar vaste rechtspraak is het uitgangspunt dat algemeen gebruikelijke voorzieningen in de weg staan aan het verstrekken van individuele voorzieningen, niet in strijd met de Wmo, mits deze voorzieningen daadwerkelijk beschikbaar zijn, door de aanvrager financieel kunnen worden gedragen en adequate compensatie bieden [1] . Partijen zijn verdeeld over de vraag wat een elektrisch verstelbare fauteuil kost. Eiser heeft ter zitting gesteld dat een elektrisch verstelbare fauteuil € 1.200,-- kost. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat een dergelijke fauteuil al voor ongeveer € 200,-- te koop is, bijvoorbeeld bij Leen Bakker.
5.5
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser verwezen naar een uitdraai van zoekresultaten op internet bij woonboulevard Breda XXL. Uit deze uitdraai blijkt dat eiser heeft gezocht op luxe fauteuils tot relaxfauteuils. Het college heeft verwezen naar fauteuils die op internet worden aangeboden door Leen Bakker.
5.6
Naar vaste rechtspraak bestaat op grond van de Wmo aanspraak op de goedkoopst adequate voorziening [2] . Met de door eiser overgelegde uitdraai wordt geen inzicht gegeven in de prijs van minder luxe relaxfauteuils. Uit websites van verschillende woonwinkels blijkt dat er meerdere elektrisch verstelbare fauteuils verkrijgbaar zijn vanaf € 210,-- tot € 400,--
Eiser heeft een AOW-uitkering en beschikt over een eigen woning. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de kosten van een elektrisch verstelbare fauteuil niet zodanig dat deze door eiser niet financieel kunnen worden gedragen. Eiser heeft in ieder geval niet aannemelijk gemaakt dat hij de kosten niet zou kunnen dragen.
5.7
Het college heeft dan ook op goede gronden geweigerd een elektrische fauteuil als maatwerkvoorziening te verstrekken. Nu de weigering al op de grond dat er sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening in stand kan blijven, behoeven de overige weigeringsgronden geen bespreking meer.
6. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier op 28 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage wettelijk kader
Wmo
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo
Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.5, vijfde lid, onder b, van de Wmo
De maatwerkvoorziening is, voor zover daartoe aanleiding bestaat, afgestemd op zorg en overige diensten als bedoeld bij of krachtens de Zorgverzekeringswet,
Verordening maatschappelijke ondersteuning Moerdijk
Artikel 3.2, eerste lid, onder a,
Er bestaat slechts aanspraak op een maatwerkvoorziening voor zover deze noodzakelijk is om de cliënt in aanvaardbare mate in staat te stellen tot zelfredzaamheid en participatie mede met het oog op het zo lang mogelijk op verantwoorde wijze in de eigen leefomgeving kunnen blijven.
Artikel 3.2, vierde lid, onder a
Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat indien de beperkingen van de cliënt met een voor hem als algemeen gebruikelijk te beschouwen voorziening kunnen worden opgelost dan wel verminderd.
Beleidsregels
Artikel 2.3.1 (voor zover van belang)
Er bestaat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening als de beperkingen van de cliënt met een voor hem als algemeen gebruikelijk te beschouwen zaak of dienst kunnen worden opgelost dan wel verminderd.
Ratio
Deze bepaling heeft als doel te voorkomen dat een voorziening wordt verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van de cliënt met beperkingen, aannemelijk is dat deze daarover zou (hebben kunnen) beschikken als hij geen beperkingen zou hebben gehad. Een zaak of dienst is voor de cliënt als aanvrager algemeen gebruikelijk als deze:
normaal in de handel verkrijgbaar is; en
niet specifiek is bedoeld voor mensen met beperkingen; en
niet substantieel duurder is dan vergelijkbare producten;
naar geldende maatschappelijke normen past binnen het normale bestedingspatroon van de cliënt.
Het is ter beoordeling aan het college of er op het moment van de aanvraag sprake is van een zaak of dienst die naar geldende maatschappelijke opvattingen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de cliënt (aanvrager) behoort. Hierbij is het inkomen in principe niet van belang. Bij structurele kosten zoals de maaltijdservice of de boodschappendienst kan dat anders zijn. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt echter wel dat deze kosten ook passend worden geacht voor personen met een inkomen op het sociaal minimum. Uitzonderingen zijn mogelijk als de zaak (of dienst) vanwege omstandigheden van de cliënt toch niet algemeen gebruikelijk zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om een plotseling optredende beperking waardoor algemeen gebruikelijke zaken eerder dan normaal moeten worden vervangen. Zaken die zijn afgeschreven worden algemeen gebruikelijk geacht en als renovatie aangemerkt. Voorbeelden zijn badkamers (inclusief sanitair en kranen) of keukens.