Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2016. De inspecteur had op 9 juni 2020 uitspraak gedaan op het bezwaar van de belanghebbende tegen de opgelegde aanslagen, die voortvloeiden uit een boekenonderzoek naar de aanvaardbaarheid van de aangiften van de belanghebbende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de aanslagen tijdig heeft opgelegd, rekening houdend met het verleende uitstel voor het indienen van de aangifte. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur terecht is afgeweken van de aangifte van de belanghebbende, omdat de winstmarge hoger was dan door de belanghebbende was aangegeven en bepaalde kosten niet in aftrek konden worden genomen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de opgelegde verzuimboete van € 369 terecht was, omdat de belanghebbende niet tijdig aangifte had gedaan. De rechtbank verklaarde de beroepen van de belanghebbende ongegrond en bevestigde de aanslagen en de boete.