Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) en een verzuimboete. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag van € 1.389 over de periode van 26 april 2018 tot en met 25 april 2019, alsook tegen de bijbehorende verzuimboete van hetzelfde bedrag. De inspecteur had de naheffingsaanslag opgelegd omdat de kampeerauto van de belanghebbende niet voldeed aan de fiscale inrichtingseisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de hoorplicht niet heeft geschonden en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur voldoende bewijs had geleverd dat de kampeerauto niet aan de vereisten voldeed, en dat de belanghebbende niet kon vertrouwen op eerdere toezeggingen van de inspecteur. De rechtbank heeft de verzuimboete verminderd tot € 1.319 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, maar heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken.