ECLI:NL:RBZWB:2021:3591

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5159
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroepschrift in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2021 uitspraak gedaan op het verzet van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had eerder, op 22 januari 2021, geoordeeld dat het beroepschrift van de belanghebbende niet tijdig was ingediend, omdat het pas op 5 maart 2020 was ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op 20 december 2019 eindigde. De belanghebbende heeft verzet aangetekend en aangevoerd dat hij door persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat zijn zus zijn post bekijkt en zijn gebrek aan kennis over de belastingwetgeving, niet in staat was om tijdig beroep in te stellen.

Tijdens de zitting heeft de rechtbank de belanghebbende gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en dat de indiening op 5 maart 2020 dus te laat was. De rechtbank heeft overwogen dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de belanghebbende is om tijdig beroep in te stellen en dat de door hem aangevoerde redenen niet als verschoonbaar konden worden aangemerkt.

De rechtbank heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard en bevestigd dat de eerdere uitspraak juist was. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/5159
uitspraak van 16 juli 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzet van:
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, van 22 januari 2021, verzonden op 27 januari 2021.

1.Behandeling van het verzet

1.1.
Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank is het beroep van belanghebbende (met bovengenoemd zaaknummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard, op grond van het niet tijdig indienen van het beroepschrift.
1.2.
Bij brief van 3 maart 2021 heeft belanghebbende verzet gedaan tegen deze uitspraak.
1.3.
Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord.
Ter zitting is belanghebbende verschenen en gehoord.

2.Feiten en de gronden van het verzet

2.1.
De uitspraak op bezwaar van de inspecteur is gedagtekend 8 november 2019.
2.2.
Het beroepschrift van belanghebbende is ter griffie van de rechtbank ontvangen op 5 maart 2020.
2.3.
Bij de in verzet bestreden uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank is het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
2.4.
De gronden waarop belanghebbende zijn verzet baseert staan vermeld in het verzetschrift. Ter zitting heeft belanghebbende daaraan in de kern nog toegevoegd dat (i) zijn zus zijn post bekijkt omdat hij weinig kennis heeft met betrekking tot dergelijke zaken, (ii) hij per ongeluk te laat beroep heeft ingesteld en (iii) hij zich niet op zijn gemak voelde bij ontvangst van de (hoge) aanslagen en daarom pas later er naar heeft gekeken.

3.Beoordeling van het verzet

3.1.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift is zes weken. [1] Belanghebbende had in dit geval tijd om beroep in te stellen tot en met 20 december 2019.
3.2.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Een beroepschrift is ook tijdig ingediend als het per post is verzonden binnen de termijn van zes weken en niet later dan een week na afloop van die zes weken is ontvangen. [2]
3.3.
Het beroepschrift van belanghebbende is op 5 maart 2020 bij de griffie van de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet tijdig ingediend. De beroepstermijn is van openbare orde. Dat betekent dat de rechter het beroep niet-ontvankelijk moet verklaren als het te laat is ingesteld. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is. [3] Dat betekent kortgezegd dat sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden waardoor belanghebbende niet in staat zou zijn geweest zijn beroepschrift op tijd in te dienen.
3.4.
Belanghebbende heeft in de kern, los van hetgeen hij heeft verklaard ter zitting (zie onder 2.4), aangevoerd dat hij diverse keren contact heeft gehad met de belastingdienst, dat telefonisch is gezegd dat een beroepschrift moest worden ingediend en dat hij onwetend is omtrent de regels van hoe en wat en de tijdstermijn.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van bijzondere omstandigheden die de te late indiening van zijn beroepschrift rechtvaardigen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Het is aan belanghebbende om te zorgen dat tijdig beroep wordt ingesteld. In de in verzet bestreden uitspraak is een oordeel gegeven over de miscommunicatie met de rechtbank, waarvan in de ogen van belanghebbende sprake was. De rechtbank acht dat oordeel juist en ziet in wat belanghebbende in verzet heeft aangevoerd geen aanleiding om anders daarover te oordelen. Wat belanghebbende op zitting heeft aangevoerd zijn geen bijzondere omstandigheden zoals onder 3.3. is bedoeld. Ook als sprake is van ongemak met betrekking tot de (hoogte van de) aanslagen en/of onwetendheid ter zake van de belastingwetgeving blijft het op de weg van belanghebbende liggen om ofwel zelf tijdig in beroep te komen dan wel bijvoorbeeld iemand anders in te schakelen om dat voor hem te doen. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld dat zijn zus op dit punt iets te verwijten valt, komt dat voor risico van belanghebbende. Tot slot overweegt de rechtbank dat belanghebbende op zitting nog heeft verklaard dat hem telefonisch door de belastingdienst duidelijk is verteld wat hij moest doen als hij het niet eens was met de uitspraak op bezwaar en dat uit hetgeen ter zitting is besproken niet volgt dat belanghebbende in verzet heeft bedoeld te stellen dat hij als gevolg van het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing te laat in beroep zou zijn gekomen, zodat ook daarin geen aanleiding kan worden gevonden voor een ander oordeel.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Krishnapillai, griffier, op 16 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
de uitspraak te ondertekenen>
Afschrift aangetekend verzonden aan belanghebbende en de wederpartij in het bodemgeschil op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl
.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 van de Awb.
2.Artikel 6:9 van de Awb.
3.Artikel 6:11 van de Awb.