ECLI:NL:RBZWB:2021:3561

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2271 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsaanvraag wegens onvoldoende gegevens

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die dakloos is en zonder inkomen verkeert, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg om haar aanvraag om bijstand buiten behandeling te stellen. Dit besluit was genomen omdat verzoekster niet alle gevraagde gegevens tijdig had ingeleverd. Tijdens de zitting op 30 juni 2021 heeft verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar situatie toegelicht. Ze gaf aan dat ze problemen had met het aanleveren van de benodigde gegevens, onder andere door het verlies van haar telefoon en de weigering van de bank om haar gegevens opnieuw te verstrekken. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel verzoekster in een moeilijke situatie verkeert, zij niet aan haar verplichting heeft voldaan om de benodigde gegevens tijdig in te leveren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gevraagde gegevens essentieel zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens heeft de voorzieningenrechter het college aangespoord om een actieve houding aan te nemen in de begeleiding van verzoekster tijdens de aanvraagprocedure, gezien haar kwetsbare situatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2271 PW VV

uitspraak van 14 juli 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. B. Çiçek,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 april 2021 van het college inzake de buiten behandeling stelling van de aanvraag om bijstand. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 30 juni 2021. Verzoekster was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoekster heeft zich op 22 maart 2021 bij de gemeente Tilburg gemeld voor een bijstandsuitkering. Zij heeft op het aanvraagformulier ingevuld dakloos en zonder inkomen te zijn.
Op 24 maart 2021 heeft het meldingsgesprek plaatsgevonden. Blijkens het nadien opgestelde rapport heeft verzoekster eerder (over de periode van 26 juni 2020 tot en met 22 november 2020) een bijstandsuitkering ontvangen maar is deze bij besluit van 7 december 2020 ingetrokken wegens schending van de inlichtingenplicht. Verzoekster heeft dus sinds 23 november 2020 geen inkomen meer uit uitkering. Zij heeft verklaard dat zij in de tussentijd heeft geleefd van geld dat zij van haar moeder en van een kennis ontving en dat zij geld heeft gewonnen met online gokken.
Bij brief van 24 maart 2021 heeft het college verzoekster gevraagd om uiterlijk 7 april 2021 de in de brief genoemde aanvullende bewijsstukken in te leveren om haar bijstandsaanvraag te kunnen beoordelen.
Op 22 en 30 maart 2021 heeft verzoekster een deel van de gevraagde gegevens ingeleverd.
Bij brief van 9 april 2021 heeft het college verzoekster gevraagd vóór 16 april 2021 de nog ontbrekende bewijsstukken in te leveren. Verzoekster is erop gewezen dat als zij dit niet doet, het college kan besluiten haar aanvraag niet in behandeling te nemen.
Verzoekster heeft vervolgens een deel van de gevraagde gegevens ingeleverd.
Bij het bestreden besluit is de aanvraag buiten behandeling gesteld. Verzoekster heeft niet, ook niet binnen de gestelde hersteltermijn, alle gevraagde bewijsstukken overgelegd. Het gaat om:
  • Controleerbare en objectieve bewijsstukken waaruit blijkt hoe zij over de periode vanaf 1 augustus 2020 tot heden in haar levensonderhoud heeft kunnen voorzien;
  • Volledige afschriften van alle bankrekeningen vanaf 1 augustus 2020 tot heden;
  • Recente bewijzen van schulden;
  • Volledig ingevuld en ondertekend 7-dagen formulier vanaf 13 april 2021;
  • Een volledig ingevuld en ondertekende inkomstenverklaring over de maand maart 2021.
Omdat zij niet alle gevraagde gegevens heeft ingeleverd, kan het recht op uitkering niet worden vastgesteld. De aanvraag is daarom volgens het college terecht buiten behandeling gesteld.
2. Verzoekster heeft, samengevat, aangevoerd dat het haar niet kan worden tegengeworpen dat zij niet alle gevraagde gegevens heeft ingeleverd. Zij heeft er alles aan gedaan om de gegevens in te leveren. Verzoekster was haar telefoon verloren waarop de applicatie voor internetbankieren geïnstalleerd was. Bij haar nieuwe telefoon kon zij wel de applicatie downloaden, maar niet inloggen. Zij moest een nieuwe gebruikersnaam en wachtwoord aanvragen bij de bank, wat zij ook heeft gedaan. De gegevens zijn twee maal door de bank naar haar postadres gestuurd, zijnde het adres van de sociale dienst van de gemeente Tilburg. De enveloppe is echter twee maal, zonder medeweten van verzoekster, retour gestuurd. De ING weigert nu om de gegevens voor een derde maal aan verzoekster te versturen. Verzoekster heeft geprobeerd om bij een filiaal van haar bank de bankafschriften uitgeprint te krijgen. Omdat de bank een bedrag per bladzijde vraagt, loopt verzoekster ook daar tegen een muur, omdat zij daarvoor het geld niet heeft. De gemeente is ermee bekend dat verzoekster dakloos is en dat zij een verslaafde is zonder werk of inkomen. Als zij geen uitkering krijgt, dan moet zij op een andere manier aan haar brood komen. Doordat zij geen uitkering meer krijgt, kan zij haar zorgverzekering niet betalen waardoor zij uit haar afkickprogramma is gegooid. Verzoekster stelt dat haar situatie vergelijkbaar is met die in de uitspraak ECLI:NL:RBLIM:2017:4679. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking. De aanvrager moet dan wel de gelegenheid hebben gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
5.
Overwegingen
Gelet op de aangevoerde omstandigheden neemt de voorzieningenrechter aan dat er sprake is van een spoedeisend belang.
Het college heeft verzoeksters aanvraag om bijstand buiten behandeling gesteld omdat verzoekster niet alle gevraagde gegevens tijdig, binnen de gestelde hersteltermijn, heeft ingeleverd. Zoals ter zitting door het college is gesteld, gaat het met name om de gevraagde bankafschriften en bewijsstukken die aantonen hoe verzoekster in de periode voorafgaand aan de aanvraag in haar levensonderhoud heeft voorzien.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad v Beroep (zie onder meer de uitspraak van 23 juni 2009, ECLI:NL:2009:BJ1740) is voor een goede beoordeling van het recht op bijstand inzicht vereist in de financiële situatie van de betrokkene gedurende de aan de bijstandsaanvraag voorafgaande periode. Als de (financiële) situatie van een aanvrager in de periode direct voor de aanvraag vragen oproept, dan mag over een ruimere periode voorafgaand aan de aanvraag bankgegevens en andere financiële informatie worden opgevraagd. Indien de aanvrager daaraan niet voldoet, is dat een grond voor buiten behandeling stelling van de aanvraag indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de door verweerder gevraagde gegevens noodzakelijk voor de beoordeling van verzoeksters recht op bijstand, aangezien met deze gegevens duidelijkheid kan worden verkregen over haar financiële situatie.
Niet in geschil is dat verzoekster niet alle gevraagde noodzakelijke gegevens heeft ingeleverd. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster in een lastige situatie verkeert, ontslaat dat haar niet van haar plicht om alle gegevens die nodig zijn voor het beoordelen van haar aanvraag bij het college in te leveren. Mede gelet op haar verklaring tijdens het meldingsgesprek, dat zij geld leent van haar moeder en van een kennis, en dat zij online gokt en daarmee in januari 2021 een groot geldbedrag zou hebben gewonnen van € 1.000,- is het van belang dat zij haar financiële situatie inzichtelijk maakt voor het college. Daarvoor zijn de gevraagde bankafschriften en bewijsstukken van hoe zij voorafgaand aan de aanvraag in haar levensonderhoud heeft voorzien, essentieel. Zonder die gegevens is het voor het college niet mogelijk om te beoordelen of er sprake is van bijstand behoevende omstandigheden. Indien verzoekster, zoals zij stelt, tegen een muur loopt bij het verkrijgen van de gevraagde bankafschriften, dan had het op haar weg gelegen om tijdig bij een derde of bij het college aan de bel te trekken. Verzoekster heeft dit niet gedaan en dat komt, gelet op het feit dat het hier gaat om een aanvraagsituatie, voor haar rekening en risico. Niet is aangevoerd of gebleken dat verzoekster niet in staat was om tijdig – binnen de gestelde hersteltermijn – bij het college aan de bel te trekken.
Het is de voorzieningenrechter verder niet gebleken dat de situatie van verzoekster vergelijkbaar is die met de situatie die aan de orde was in de door haar genoemde jurisprudentie (ECLI:NL:RBLIM:2017:4679). Niet is gebleken dat verzoekster keer op keer tevergeefs aanvragen doet die telkens om dezelfde redenen worden afgewezen en dat er sprake is van een vicieuze cirkel. De door verzoekster ingediende aanvraag is immers pas de eerste aanvraag, nadat zij een aantal maanden geen uitkering heeft genoten.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Ten overvloede
Zoals ter zitting besproken is het in het belang van verzoekster dat zij zo spoedig als mogelijk een nieuwe aanvraag bij het college indient. Het college heeft erop gewezen dat verzoekster zich daarvoor, ook zonder een Brp-adres, kan melden bij de balie op het gemeentehuis voor bijvoorbeeld een daklozenuitkering.
Gelet op de omstandigheden zoals in deze zaak aan de orde, hecht de voorzieningenrechter er belang aan het college te wijzen op het volgende. Het is het college bekend dat verzoekster een kwetsbaar persoon is, een zwervend bestaan leidt en dat sprake is van verslavings- en prostitutieproblematiek. Van het college mag dan ook, meer dan in andere gevallen, een ‘actieve houding’ worden verwacht, in die zin dat het college verzoekster ‘bij de hand’ neemt tijdens het doorlopen van de aanvraagprocedure. Verzoekster heeft immers wel een deel van de gevraagde gegevens ingeleverd waaruit blijkt dat zij bereid is inspanningen te leveren om haar aanvraag compleet te maken. Het college heeft terecht gesteld dat verzoekster eerder een uitkering heeft gehad en daarmee weet hoe het werkt, maar dat maakt de situatie dat verzoekster een kwetsbaar persoon is en hulp kan gebruiken, niet anders.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 14 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.