ECLI:NL:RBLIM:2017:4679

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
19 mei 2017
Zaaknummer
ROE 17/1269
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bijstandszaak met betrekking tot aanvraag Participatiewet

Op 15 mei 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening in het kader van een bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade, dat zijn aanvraag om bijstand op 1 mei 2017 buiten behandeling had gesteld. De voorzieningenrechter overwoog dat verweerder verzoeker niet blijvend kan tegenwerpen dat hij bepaalde gegevens niet heeft overgelegd, waardoor verzoeker in een vicieuze cirkel blijft ronddraaien. Gezien de omstandigheden van het geval, werd het verzoek toegewezen en het bestreden besluit geschorst. Dit betekende dat de aanvraag van verzoeker 'herleefde' en dat verweerder verplicht was om deze inhoudelijk te beoordelen, waarbij alleen gegevens van het jaar 2017 in aanmerking genomen mochten worden.

Daarnaast gelastte de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker een voorschot van € 1.000,- toekende, dat uiterlijk op 19 mei 2017 moest worden betaald. Ook werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het betaalde griffierecht van € 46,- en de proceskosten van verzoeker, die op € 990,- werden vastgesteld. De voorzieningenrechter achtte de spoedeisendheid van het verzoek aanwezig, omdat verzoeker een huurachterstand had en dreigde te worden uithuisgezet. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 17/1269

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

15 mei 2017 in de zaak tussen

[naam], te [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: mr. P.H.A. Brauer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade, verweerder

(gemachtigden: mr. A.H.M. Vaessen en D. Dirks).

Procesverloop

Bij besluit van 1 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) buiten behandeling gesteld. Verzoeker heeft bezwaar tegen het besluit gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2017. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam 2]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit van 1 mei 2017 tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • gelast dat verweerder aan verzoeker een voorschot ter hoogte van € 1.000,- toekent, uiterlijk door verweerder te betalen op 19 mei 2017 om 17.00 uur;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 990,-.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Ten aanzien van de op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereiste spoedeisendheid overweegt de voorzieningenrechter dat deze aanwezig wordt geacht, omdat verzoeker op dit moment nog steeds (aantoonbaar) een huurachterstand van € 770,- heeft en deze achterstand iedere maand met € 395,- zal oplopen, als gevolg waarvan wederom uithuiszetting dreigt.
3. Omdat de spoedeisendheid aanwezig wordt geacht, gaat de voorzieningenrechter over tot inhoudelijke behandeling van het verzoek. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder de in geding zijnde aanvraag van 18 april 2017 buiten behandeling heeft gesteld, omdat verzoeker de in het kader van de beoordeling op het recht op bijstand gevraagde gegevens (zoals opgesomd in het bestreden besluit) niet of niet volledig heeft overgelegd. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat verweerder gegevens heeft opgevraagd over een langere periode dan de gebruikelijke periode van drie maanden en dat deze gegevens ook al zijn opgevraagd in het kader van eerdere tevergeefse aanvragen van verzoeker om bijstand. Desgevraagd ter zitting is namens verweerder aangegeven dat deze gang van zaken te maken heeft met het feit dat verzoeker tegenstrijdige verklaringen aflegt/heeft afgelegd over wie hem ondersteunt/heeft ondersteund in de kosten van zijn levensonderhoud vanaf
19 maart 2014 (datum beëindiging bijstandsuitkering van gemeente Heerlen).
Gezien de voorgeschiedenis van verzoeker, de gedingstukken, alsmede de door en namens verzoeker gegeven toelichting ter zitting is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder verzoeker niet blijvend kan blijven tegenwerpen dat hij bepaalde gegevens niet heeft overgelegd/overlegt. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat zich in verzoekers dossier een aantal (ondertekende) verklaringen van verzoekers moeder, mevrouw [naam 3], bevinden waarin zij aangeeft de kosten van verzoekers levensonderhoud vanaf februari 2016 voor haar rekening te hebben genomen en zowel verzoekers begeleider, mevrouw [naam 2], werkzaam voor [naam kantoor], als verzoekers gemachtigde (aantoonbaar) hebben getracht, zo ver als mogelijk, aan de verzoeken van verweerder inzake het overleggen van de voor de aanvraag noodzakelijke informatie te voldoen. Om te voorkomen dat verzoeker door de handelwijze van verweerder in een zogeheten vicieuze cirkel blijft ronddraaien schorst de voorzieningenrechter het bestreden besluit, zodat de aanvraag ‘herleeft’ en wordt verweerder opgedragen daarop een inhoudelijke beslissing te nemen (een buiten behandelingstelling is niet meer aan de orde). Daarbij dient verweerder enkel nog de periode vanaf 2017 tot aan de datum van de aanvraag (18 april 2017) in de beoordeling mee te nemen. In afwachting van de afhandeling van de in geding zijnde aanvraag gelast de voorzieningenrechter verweerder verzoeker een voorschot van € 1.000,- toe te kennen, onder de mededeling dat indien mocht blijken dat verzoeker (alsnog) geen recht heeft op een uitkering, hij dit voorschot dient terug te betalen. Verweerder dient het voorschot uiterlijk op 19 mei 2017 om 17.00 uur te betalen.
4. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.M.T. Wijnands, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 mei 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 19 mei 2017

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.