ECLI:NL:RBZWB:2021:3428

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
BRE-20_8846
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepschrift inzake aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2015 tot en met 2017

In deze zaak heeft de belanghebbende een beroepschrift ingediend tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst met betrekking tot aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2015 tot en met 2017. De uitspraken op bezwaar zijn gedateerd op 17 augustus 2020. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, wat betekent dat de termijn eindigde op 28 september 2020. Het beroepschrift is echter pas op 9 oktober 2020 bij de rechtbank ontvangen, wat betekent dat het niet-tijdig is ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijding van openbare orde is, wat inhoudt dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen, tenzij de indiener kan aantonen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De belanghebbende heeft aangevoerd dat hij vanwege een opname op de intensive care ten gevolge van Covid-19 niet in staat was om het beroepschrift tijdig in te dienen. Hij heeft echter geen objectief verifieerbaar bewijs overlegd ter onderbouwing van zijn medische toestand.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er in de periode na 12 september 2020 wel correspondentie heeft plaatsgevonden tussen de belanghebbende en de inspecteur, wat de stelling van de belanghebbende ondermijnt. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij redelijkerwijs niet in staat was om tijdig in beroep te komen. Daarom heeft de rechtbank de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen op 7 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 20/8846 tot en met 20/8848
uitspraak van 7 juli 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraken op bezwaar tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2015 tot en met 2017 met aanslagnummers [aanslagnummer] .H.56.01, [aanslagnummer] .H.67.01. en [aanslagnummer] .H.76.01.
De uitspraken op bezwaar hebben als dagtekening 17 augustus 2020. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op 28 september 2020. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroepschrift is op 9 oktober 2020 bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet-tijdig ingediend.
De beroepstermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
Belanghebbende heeft redenen aangevoerd voor de overschrijding van de beroepstermijn. Belanghebbende geeft aan dat hij ten gevolge van Covid-19 op 12 september 2020 is opgenomen op de intensive care en vervolgens is ontslagen uit het ziekenhuis op 6 oktober 2020. Doordat belanghebbende niet in staat was het beroepschrift eerder te versturen hebben zijn ouders hierover telefonisch contact gehad met de rechtspraak en de medewerkster die zij hierover spraken zou een notitie maken in het dossier. Belanghebbende heeft, zodra zijn gezondheid het toeliet, alsnog een beroepschrift ingediend.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat sprake is van omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De gestelde medische toestand van belanghebbende is niet onderbouwd met enig objectief verifieerbaar bewijs. Daarbij komt dat uit door de inspecteur ingestuurde stukken volgt dat door of namens belanghebbende in de periode na 12 september 2020 wel is gecorrespondeerd met de inspecteur, waaronder het maken van een bezwaar en het accorderen van het doorsturen van een bezwaarschrift als beroepschrift. Gelet op die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat hij tussen 12 september 2020 en 6 oktober 2020 redelijkerwijs niet in staat was om tijdig in beroep te komen.
De beroepen zijn daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 7 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.