ECLI:NL:RBZWB:2021:3427
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift inzake naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van een naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017. De uitspraak op bezwaar was gedateerd op 13 november 2020, en de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 28 december 2020. Het beroepschrift, dat gedateerd was op 'December 2020', werd echter pas op 5 januari 2021 door de rechtbank ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend.
De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift van openbare orde is, wat inhoudt dat bij overschrijding van deze termijn een niet-ontvankelijkverklaring volgt, tenzij de indiener kan aantonen dat de overschrijding verschoonbaar is. De belanghebbende voerde aan dat hij zich had vergist in de data en dat hij door psychische gezondheidsklachten, waaronder PTSD, in tijdsnood was gekomen. De rechtbank erkende dat deze omstandigheden enige invloed op de belanghebbende konden hebben, maar oordeelde dat deze redenen de termijnoverschrijding niet verschoonbaar maakten.
De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij gedurende de gehele periode niet in staat was om tijdig beroep in te stellen of iemand in te schakelen om dit namens hem te doen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.