ECLI:NL:RBZWB:2021:3427

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
BRE-21_17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift inzake naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van een naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017. De uitspraak op bezwaar was gedateerd op 13 november 2020, en de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 28 december 2020. Het beroepschrift, dat gedateerd was op 'December 2020', werd echter pas op 5 januari 2021 door de rechtbank ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend.

De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift van openbare orde is, wat inhoudt dat bij overschrijding van deze termijn een niet-ontvankelijkverklaring volgt, tenzij de indiener kan aantonen dat de overschrijding verschoonbaar is. De belanghebbende voerde aan dat hij zich had vergist in de data en dat hij door psychische gezondheidsklachten, waaronder PTSD, in tijdsnood was gekomen. De rechtbank erkende dat deze omstandigheden enige invloed op de belanghebbende konden hebben, maar oordeelde dat deze redenen de termijnoverschrijding niet verschoonbaar maakten.

De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij gedurende de gehele periode niet in staat was om tijdig beroep in te stellen of iemand in te schakelen om dit namens hem te doen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/17
uitspraak van 7 juli 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het gedingen tussen

[belanghebbende], gevestigd te [woonplaats],

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017 met aanslagnummer [aanslagnummer]F.01.7501.
De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 13 november 2020. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op (maandag) 28 december 2020. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroepschrift, met dagtekening “December 2020” is op 5 januari 2020 bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet-tijdig ingediend. Het beroepschrift is aangetekend verzonden en gelet op de poststempel (4 januari 2020) is het niet aannemelijk dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd.
De beroepstermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
Belanghebbende heeft redenen aangevoerd voor de overschrijding van de beroepstermijn. Belanghebbende voert aan dat hij zich vergist heeft in de data en ook vanwege de omvang van de zaak in tijdsnood is gekomen. Verder geeft belanghebbende aan dat er PTSD is vastgesteld en daarvoor ook recentelijk in therapie is gegaan. Dit kan tot gevolg hebben dat hij moeite heeft met het maken van beslissingen, last heeft van slapeloosheid en perceptie van de werkelijkheid.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit van enige invloed kan zijn op belanghebbende en dat hij moeite kan hebben om bepaalde zaken te regelen is de rechtbank van oordeel dat deze redenen de overschrijding niet verschoonbaar maken.
Het in de gaten houden van data en termijnen is de verantwoording van belanghebbende. Het vergissen in een datum komt dan ook voor risico van belanghebbende zelf. Belanghebbende stelt te kampen met (psychische) gezondheidsklachten. Met wat belanghebbende heeft aangevoerd is naar het oordeel van de rechtbank echter niet vast komen te staan dat belanghebbende de gehele periode redelijkerwijs niet in staat was om tijdig (pro forma) beroep in te stellen of iemand in te schakelen om dit namens hem te doen.
Het beroep is daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van
N. Plasman, griffier, op 7 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.