ECLI:NL:RBZWB:2021:3426

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
BRE-20_9832
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepschrift inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 7 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende een beroepschrift had ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. Dit beroepschrift betrof navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2014 en 2015. De uitspraak op bezwaar was gedateerd op 12 oktober 2020, en de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 23 november 2020. Het beroepschrift werd echter pas op 30 november 2020 digitaal ingediend, wat leidde tot de conclusie dat het niet-tijdig was ingediend.

De rechtbank benadrukte dat de beroepstermijn van openbare orde is, wat betekent dat bij termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen, tenzij er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De griffier had belanghebbende de gelegenheid gegeven om redenen voor de termijnoverschrijding aan te voeren, maar belanghebbende heeft geen argumenten aangedragen die de overschrijding konden rechtvaardigen. Klachten over de communicatie en afhandeling door de Belastingdienst werden niet als verschoonbaar beschouwd.

De rechtbank verklaarde de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk, wat betekende dat er geen inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsvond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier N. Plasman, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 20/9832 en 20/9834
uitspraak van 7 juli 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2014 en 2015 met aanslagnummers [aanslagnummer 1] en [aanslagnummer 2].
De uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 12 oktober 2020. Er zijn geen aanwijzingen dat verzending aan belanghebbende pas na die dagtekening heeft plaatsgevonden.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde op (maandag) 23 november 2020. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroepschrift is op 30 november 2020 digitaal ingediend en ontvangen bij de rechtbank. Het beroepschrift is daarom niet-tijdig ingediend.
De beroepstermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
De griffier heeft belanghebbende de kans gegeven zich uit te laten over de reden voor de termijnoverschrijding.
Belanghebbende heeft geen redenen aangevoerd wat betreft de te late indiening van het beroepschrift. Er zijn dus geen omstandigheden komen vast te staan op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Belanghebbende heeft meerdere klachten over de Belastingdienst aangevoerd die zien op de wijze van communicatie en afhandeling van (lopende) procedures, waarbij de Belastingdienst lange termijnen hanteert. Al deze klachten kunnen de termijnoverschrijding echter niet verschoonbaar maken. Aan de beoordeling van het handelen van de inspecteur wordt pas toegekomen, indien het beroep ontvankelijk is. Verder, ook als de inspecteur bepaalde termijnen zou hebben overschreden, maakt dat niet dat belanghebbende de beroepstermijn mag overschrijden. Evenmin mag de rechter om die reden aan de overschrijding van de beroepstermijn voorbijgaan. De beroepstermijn is immers – zie hiervóór – van openbare orde.
De beroepen zijn daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank niet aan een inhoudelijke behandeling van de zaak toekomt.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 7 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.