ECLI:NL:RBZWB:2021:3423

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
BRE-20_10205
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in belastingzaak en doorverwijzing naar inspecteur

Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende een beroepschrift had ingediend tegen een verrekening door de ontvanger van de Belastingdienst van aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij niet bevoegd is om een inhoudelijke beoordeling te geven over de beslissing van de ontvanger op grond van de Invorderingswet 1990. De rechtbank legt uit dat er voor bepaalde besluiten uitzonderingen zijn, maar dat de beslissing tot verrekening van bedragen daar niet onder valt. Hierdoor kan er geen beroep bij de (fiscale) bestuursrechter worden ingesteld, en is het ook niet mogelijk om bezwaar te maken. De rechtbank is kennelijk onbevoegd en kan het geschil over de verrekening van bedragen alleen voorleggen aan de civiele rechter.

Daarnaast blijkt uit de stukken dat belanghebbende mogelijk ook verzoekt om een wijziging van reeds opgelegde aanslagen. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen of op deze verzoeken al is beslist. Daarom heeft de rechtbank besloten om het beroepschrift door te sturen naar de inspecteur, zodat dit als bezwaar of verzoek om ambtshalve vermindering in behandeling kan worden genomen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de griffier opgedragen het griffierecht terug te betalen aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn aangetekend op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/10205
uitspraak van 9 juli 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de ontvanger van de Belastingdienst,

de ontvanger.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende een verrekening door de ontvanger van aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
De rechtbank (de fiscale bestuursrechter) is niet bevoegd een inhoudelijke beoordeling te geven. De rechtbank legt dit uit.
De (fiscale) bestuursrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over beslissingen van de ontvanger op grond van de Invorderingswet 1990 [1] . Voor bepaalde besluiten is in de regelgeving een uitzondering gemaakt. De beslissing tot verrekening van bedragen valt niet onder een van de uitzonderingen. Omdat geen beroep bij de (fiscale) bestuursrechter kan worden ingesteld, is het evenmin mogelijk bezwaar te maken [2] . Een geschil over verrekening van bedragen kan worden voorgelegd aan de civiele rechter.
De rechtbank is dus in zoverre kennelijk onbevoegd.
Gelet op de stukken van belanghebbende lijkt belanghebbende tevens te verzoeken om een wijziging van reeds opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Het is de rechtbank niet gebleken dat op (al) deze verzoeken al is beslist. De rechtbank zal het beroepschrift van belanghebbende dan ook doorsturen naar de inspecteur om in behandeling te nemen als bezwaar dan wel als verzoek om ambtshalve vermindering voor zover dat nog niet is gebeurd.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aangezien de rechtbank onbevoegd is, zal aan de griffier worden opgedragen het griffierecht terug te betalen aan belanghebbende.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd;
- draagt de griffier op het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem te terug te betalen;
- draagt de griffier op het beroepschrift door te sturen naar de inspecteur om als bezwaar dan wel als verzoek om ambtshalve vermindering in behandeling te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 9 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:5 van de Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak die behoort bij de Awb. In dat artikel 1 wordt de Invorderingswet 1990 genoemd.
2.Of bezwaar kan worden gemaakt, is namelijk ervan afhankelijk of beroep kan worden ingesteld (artikel 7:1 van de Awb).