Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
De officier van justitie gaat uit van boos opzet bij verdachte. Door in de richting van de woning te schieten waar de aangever op de stoep stond, heeft verdachte in elk geval willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de aangever zou raken.
Tevens wordt feit 2 wettig en overtuigend bewezen geacht. De aangever van feit 1, op wie werd geschoten, bevond zich voor de woning waar ook de Kia Picanto van de aangever van feit 2 was geparkeerd. De Kia werd door een kogel geraakt en daarmee beschadigd.
Hij wijst er op dat slechts één persoon, namelijk de aangever, verdachte aanwijst als de schutter. Nu de aangever als enige bron inconsistent en leugenachtig verklaart en verder geen steunbewijs aanwezig is, wordt niet voldaan aan het vereiste bewijsminimum. Zo ontbreekt enig technisch bewijs dat verdachte koppelt aan het schietincident. Daarnaast zouden de tapgesprekken niet bruikbaar zijn als bewijsmiddel, omdat deze gesprekken niet juist zijn weergegeven en niet juist zijn geïnterpreteerd. De gesprekken zijn namelijk door tolken Berbers vertaald, terwijl verdachte geen Berbers maar Marokkaans-Arabisch spreekt. De raadsman doet in dit verband een voorwaardelijk verzoek om de betrokken tolken te laten horen, indien de rechtbank overweegt de tapgesprekken voor het bewijs te bezigen. De inhoud van de gesprekken ziet niet op de schietpartij, maar op ruzies over de straat/drugshandel waarmee verdachte zich in die periode heeft bezig gehouden.
De raadsman heeft daarom primair verzocht verdachte vrij te spreken van beide tenlastegelegde feiten.
Subsidiair is aangevoerd dat het (voorwaardelijk) opzet niet kan worden bewezen, gezien de verklaring van de onafhankelijke getuige [Naam 1] . Zij heeft immers gezien dat de schutter in de grond heeft geschoten. Uit die handeling is geen (voorwaardelijk) opzet af te leiden, maar baldadigheid of het zaaien van angst in de buurt. Ook om die reden is vrijspraak bepleit.
De rechtbank komt tot de conclusie dat er weliswaar (sterke) aanwijzingen zijn die duiden op de betrokkenheid van verdachte bij het schietincident, maar dat onvoldoende vast is komen te staan dat verdachte daadwerkelijk de schutter is geweest. Het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2 kan dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen.
De rechtbank zal verdachte integraal vrijspreken.
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde onder feit 1 primair en subsidiair en onder feit 2.