In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van 18 januari 2014, waarin hem werd meegedeeld dat hij over de periode van september 2013 tot en met december 2013 geen recht had op studiefinanciering en dat er een ov-schuld van € 776,00 was ontstaan. De minister verklaarde het bezwaar van de eiser tegen dit primaire besluit niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De eiser stelde dat hij onvoldoende was geïnformeerd over het primaire besluit en dat hij het bezwaar tijdig had willen indienen, maar dat hij niet op de hoogte was van de digitale bekendmaking via Mijn DUO.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser had gekozen voor digitale bekendmaking van berichten en dat het primaire besluit op 20 januari 2014 op Mijn DUO was geplaatst. De bezwaartermijn liep van 21 januari 2014 tot zes weken daarna, en het bezwaarschrift was pas op 7 april 2020 ingediend, wat ver na de termijn was. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet op de hoogte was van het primaire besluit. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de eiser verschoonbaar te laat bezwaar had gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.