ECLI:NL:RBZWB:2021:3319

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
C/02/386944 / JE RK 21-1315
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het belang van stabilisatie en veiligheid

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juni 2021 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om [minderjarige] voor de periode tot 22 juli 2021 te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten [naam 1]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel [minderjarige] als haar moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. T.H.L. Kneepkens, aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de GI.

De feiten tonen aan dat [minderjarige] onder toezicht is gesteld en dat er een lange voorgeschiedenis van hulpverlening en instabiliteit in de thuissituatie is. De moeder heeft aangegeven dat zij openstaat voor hulpverlening, maar er zijn ernstige zorgen over de veiligheid en de relatie tussen de moeder en [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie onveilig is en dat er sprake is van een noodsituatie die een uithuisplaatsing rechtvaardigt. De kinderrechter heeft de GI erop gewezen dat de machtiging tot uithuisplaatsing een tijdelijk karakter heeft en dat er snel duidelijkheid moet komen over de toekomst van [minderjarige].

De beslissing van de kinderrechter is dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend, met de nadruk op het belang van stabilisatie en het creëren van een veilige omgeving voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er een goede samenwerking moet zijn tussen de GI, de hulpverlening en de moeder, en dat er goed met [minderjarige] gesproken moet worden over haar behoeften en wensen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/386944 / JE RK 21-1315
Datum uitspraak: 29 juni 2021

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

STICHTING INTERVENCE,

locatie Middelburg, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige] , voornoemd,

[belanghebbende] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te Zierikzee.
advocaat: mr. T.H.L. Kneepkens te Amsterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 21 juni 2021, ingekomen bij de griffie op 22
juni 2021.
Op 29 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige] , die apart is gehoord;
- de moeder, bijgestaan door mr. Kneepkens;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige] verblijft op dit moment bij [naam 1] te [plaats] .
Bij beschikking van 22 juli 2020 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is door de kinderrechter op 21 januari 2021 verlengd tot 22 juli 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de periode tot 22 juli 2021 in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten [naam 1] te [plaats] , met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de belanghebbenden

[minderjarige] is het eens met het verzoek van de GI. Zij wilt voorlopig niet terug thuis gaan wonen. Daar ging het niet goed. Zij verblijft op basis van een crisisplaatsing bij [naam 1] en dat geeft haar meer rust in haar hoofd. Het liefst gaat zij bij een kennis van het gezin wonen, maar zij voorziet hier problemen in aangezien de verstandhouding tussen de moeder en deze kennis verstoord is geraakt. Wat voor haar belangrijk is, is dat de plek waar zij zal wonen vertrouwd zal zijn, haar rust zal geven en dat zij hier geliefd kan worden.
De GI handhaaft haar verzoek. Er is een lange voorgeschiedenis van hulpverlening en instabiliteit in de thuissituatie en sprake van onveiligheid in de relatie tussen de moeder en [minderjarige] . In april 2021 is bij wijze van laatste redmiddel MultiDimensionele FamilieTherapie (MDFT) ingezet om veranderingen in het systeem mogelijk te maken en te werken aan de relatie tussen de moeder en [minderjarige] . Op [datum] 2021 heeft de MDFT-therapeute contact opgenomen dat zij het thuis niet meer veilig acht voor [minderjarige] wegens de hoog oplopende conflicten tussen haar en de moeder. Er was bovendien sprake van wegloopgedrag van [minderjarige] . In onderling overleg is [minderjarige] vervolgens op een crisisplek van [naam 2] geplaatst. Daarna is zij verplaatst naar [naam 1] , teneinde haar rust te bieden en te zorgen voor stabilisatie en normalisering van de situatie. Daarna kan er weer gewerkt worden aan de relatie tussen de moeder en [minderjarige] , zoals zij beiden ook wensen. Hiervoor is nodig dat [minderjarige] in ieder geval tot einde van de huidige ondertoezichtstelling, 22 juli 2021, in het gezinshuis kan blijven. Op dit moment is nog niet bekend waar [minderjarige] daarna naartoe kan, of het gezinshuis de plaatsing kan verlengen of dat er een andere plek voor [minderjarige] gevonden moet worden. Dit zal afhangen van [naam 1] , maar ook van de motivatie van [minderjarige] . Dat de machtiging uithuisplaatsing enkel nodig zou zijn voor een afkoelingsperiode is te kort door de bocht. Er is sprake van forse problemen, niet alleen in de relatie tussen de moeder en [minderjarige] , maar ook doordat de biologische vader van [minderjarige] aan haar trekt, de moeder dit contact niet ondersteunt en de behandeling van [naam 2] die niet van de grond komt door de onrust thuis.
De moeder wenst dat [minderjarige] naar huis terugkeert, om die reden verzoekt zij het verzoek van de GI af te wijzen. Dat er problemen zijn in de relatie tussen de moeder en [minderjarige] is duidelijk, alsook dat zij hier hulp bij kunnen gebruiken. Daar staat de moeder ook voor open. Mede door de uitbraak van het coronavirus is het erg lastig geweest, maar de moeder wilt zich inzetten voor de hulpverlening om de relatie met [minderjarige] te verbeteren. Een machtiging uithuisplaatsing zou een beloning zijn voor het wegloopgedrag van [minderjarige] en dat is niet hoe het zou moeten zijn. Bovendien is de moeder bang dat de machtiging uithuisplaatsing steeds verlengd zou worden en zij [minderjarige] kwijtraakt. Dat de uithuisplaatsing nodig was voor een periode van afkoeling begrijpt de moeder, maar nu moet er gekeken worden naar de toekomst en hoe [minderjarige] weer thuis kan wonen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
De kinderrechter overweegt als volgt.
Er is al langere tijd hulpverlening betrokken in de thuissituatie bij de moeder, onder andere voor het verbeteren van de moeder-kind relatie tussen de moeder en [minderjarige] . De meest recente inzet van hulpverlening is in de vorm van MDFT. Deze hulpverlening is eind april 2021 gestart. Helaas is gebleken dat deze hulpverlening nog onvoldoende positieve effecten heeft kunnen bereiken. Tussen de moeder en [minderjarige] hebben vanaf april 2021 meerdere incidenten plaatsgevonden. Deze incidenten lopen dusdanig hoog op dat [minderjarige] meerdere malen bij anderen is verbleven om de rust te doen terugkeren. Nadat er wederom een escalatie tussen de moeder en [minderjarige] heeft plaatsgevonden, heeft de MDFT-therapeute op [datum] 2021 verklaard dat de thuissituatie onveilig is voor [minderjarige] om naar terug te keren. Om die reden is [minderjarige] eerst kort met een crisisplaatsing naar [naam 2] gegaan. De verschillende zorgaanbieders zijn bij elkaar gekomen om de situatie te bespreken en het wordt in het belang van [minderjarige] geacht dat zij na de crisisplaatsing bij [naam 2] wordt overgeplaatst naar een gezinssetting. Er moet eerst rust en stabilisatie gecreëerd worden en dan pas kan er weer verder gewerkt worden aan de relatie tussen de moeder en [minderjarige] . Om deze reden is [minderjarige] op 16 juni 2021 geplaatst in het [naam 1] . De kinderrechter merkt op dat hier geen machtiging tot uithuisplaatsing voor is gevraagd, zoals formeel gezien bij een ondertoezichtstelling wel zou moeten zijn. Dat gezegd hebbende, is de kinderrechter wel van mening dat het in het belang van [minderjarige] is dat haar verblijf aldaar voortgezet kan worden. De thuissituatie, waar veel spanning heerst tussen de moeder en [minderjarige] , is nu onvoldoende veilig voor [minderjarige] . Zij moet eerst tot rust komen en de situatie moet gestabiliseerd worden. De kinderrechter zal om deze reden het verzoek van de GI toewijzen door de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlenen tot 22 juli 2021.
De kinderrechter wijst de GI er op dat 22 juli 2021 een datum in de nabije toekomst betreft. Indien de plaatsing van [minderjarige] in het [naam 1] (of een andere setting) voortgezet moet worden, dient hier dan ook spoedig een daartoe strekkend verzoek voor ingediend te worden. De kinderrechter begrijpt dat de plaatsing van [minderjarige] bij het [naam 1] in beginsel slechts mogelijk is tot 31 juli 2021. Het is daarom extra belangrijk dat er snel duidelijkheid bestaat over wat [minderjarige] nodig heeft in haar opvoedomgeving en of dit door de moeder – met inzet van hulpverlening – geboden kan worden. Van de GI wordt verwacht dat zij dit in de komende paar weken zal onderzoeken. Ten overvloede merkt de kinderrechter hier bij op dat een machtiging uithuisplaatsing een maatregel met een tijdelijk karakter is, die er op gericht dient te zijn om alles in werking te zetten om er voor te zorgen dat een minderjarige wél thuis kan wonen. Indien een thuisplaatsing van [minderjarige] na het verstrijken van de periode van de machtiging uithuisplaatsing nog niet mogelijk blijkt te zijn, moet de GI dit duidelijk motiveren. Ook moet dan duidelijk zijn wat er voor nodig is om [minderjarige] op termijn wel weer thuis te kunnen laten wonen, dan wel welk perspectief anders in haar belang zou zijn. Hiervoor moet er een goede samenwerking zijn tussen de GI, de hulpverlening en de moeder. Er moet ook goed met [minderjarige] gesproken worden. Hierbij kan wellicht de inzet van een JIM helpend zijn voor [minderjarige] , zodat zij een vertrouwd persoon heeft bij wie zij terecht kan als zij wilt praten of op een andere manier hulp en sturing nodig heeft.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten [naam 1] te [plaats] , met ingang van 29 juni 2021 tot 22 juli 2021;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2021 door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.M.P. van Ginneke, als griffier.
KG
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 1 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.