In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juni 2021 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om [minderjarige] voor de periode tot 22 juli 2021 te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten [naam 1]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel [minderjarige] als haar moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. T.H.L. Kneepkens, aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de GI.
De feiten tonen aan dat [minderjarige] onder toezicht is gesteld en dat er een lange voorgeschiedenis van hulpverlening en instabiliteit in de thuissituatie is. De moeder heeft aangegeven dat zij openstaat voor hulpverlening, maar er zijn ernstige zorgen over de veiligheid en de relatie tussen de moeder en [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie onveilig is en dat er sprake is van een noodsituatie die een uithuisplaatsing rechtvaardigt. De kinderrechter heeft de GI erop gewezen dat de machtiging tot uithuisplaatsing een tijdelijk karakter heeft en dat er snel duidelijkheid moet komen over de toekomst van [minderjarige].
De beslissing van de kinderrechter is dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend, met de nadruk op het belang van stabilisatie en het creëren van een veilige omgeving voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er een goede samenwerking moet zijn tussen de GI, de hulpverlening en de moeder, en dat er goed met [minderjarige] gesproken moet worden over haar behoeften en wensen.