ECLI:NL:RBZWB:2021:3264

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5811
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake bijzondere bijstand voor medische kosten

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in [naam woonplaats], beroep ingesteld tegen een besluit van het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (verweerder) dat haar bezwaar tegen een eerdere brief niet-ontvankelijk heeft verklaard. De zaak betreft een aanvraag om bijzondere bijstand voor medische kosten die eiseres op 30 december 2019 indiende. Orionis heeft eiseres op 10 februari 2020 een hersteltermijn gegeven om ontbrekende gegevens in te leveren, maar heeft haar aanvraag op 24 februari 2020 buiten behandeling gesteld wegens het ontbreken van deze gegevens. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar Orionis heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft op 6 april 2021 de zaak behandeld, waarbij eiseres en een vertegenwoordiger van Orionis aanwezig waren. De rechtbank heeft overwogen dat de brief van 10 februari 2020, waarin eiseres werd gevraagd om aanvullende informatie, moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit besluit was voor bezwaar vatbaar, maar eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 februari 2020, waardoor haar beroep ongegrond werd verklaard. De rechtbank concludeert dat Orionis terecht het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat er geen rechtstreeks belang was bij de brief van 10 februari 2020. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er zijn geen proceskosten aan de orde.

De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en is openbaar gemaakt op 29 juni 2021. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5811 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres,

en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

In de brief van 10 februari 2020 is aan eiseres een hersteltermijn verleend voor het inleveren van ontbrekende gegevens.
In het besluit van 27 februari 2020 (bestreden besluit) heeft Orionis het bezwaar van eiseres tegen de brief van 10 februari 2020 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Orionis heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Middelburg op 6 april 2021.
Hierbij waren aanwezig eiseres en namens Orionis [vertegenwoordiger verweerder] .
De termijn voor het doen van uitspraak is met zes weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres heeft op 30 december 2019 een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor medische kosten ingediend bij Orionis.
Bij brief van 10 februari 2020 heeft Orionis eiseres een termijn verleend om vóór
19 februari 2020 aanvullende gegevens in te leveren, namelijk een schriftelijke verklaring van een medisch specialist dat de aangevraagde kosten medisch noodzakelijk zijn.
In het besluit van 24 februari 2020 heeft Orionis de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor medische kosten buiten behandeling gesteld, omdat er gegevens ontbreken.
Eiseres heeft op 24 februari 2020 bezwaar gemaakt tegen de brief van 10 februari 2020.
Vervolgens heeft Orionis het bestreden besluit genomen.
2.
Geschil
In geschil is of Orionis het bezwaar van eiseres tegen de brief van 10 februari 2020 terecht
niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.
Beroepsgronden
Eiseres stelt in beroep dat zij in eerdere procedures al inzage had gegeven in alle gevraagde medische stukken, waaronder haar medische dossier over meerdere ziektebeelden en keuringsrapporten. Zij kon geen nieuwe bewijsstukken verkrijgen, omdat er sprake is van wachttijden bij huisarts en specialisten vanwege het coronavirus, en zij eind februari 2020 een zware griep heeft gehad. Eiseres kan het totaal van medische kosten niet meer betalen. In beroep heeft eiseres nogmaals de medische stukken overgelegd.
4.
Wettelijk kader
Artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Van een rechtshandeling is sprake indien de handeling is gericht op rechtsgevolg.
Artikel 6:3 van de Awb bepaalt dat een beslissing inzake de procedure van een besluit niet vatbaar is voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft.
5.
Beoordeling
5.1.
Vaststaat dat eiseres een bezwaarschrift heeft ingediend tegen de brief van
10 februari 2020 en vervolgens beroep heeft ingesteld tegen de daaropvolgende beslissing op bezwaar. Verder staat vast dat eiseres geen van deze rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het besluit van 24 februari 2020.
5.2.
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat de beslissing waarbij het bestuursorgaan de aanvrager in de gelegenheid stelt een aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen, een besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Zij leidt immers tot een (nieuwe) verplichting voor de aanvrager, die berust op het standpunt van het bestuursorgaan dat de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn om tot een - zorgvuldig voorbereid en deugdelijk onderbouwd - besluit te komen (zie de uitspraak van de CRvB van 10 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV0757).
5.3.
De rechtbank is, gelet op deze jurisprudentie van oordeel dat de brief van
10 februari 2020, anders dan Orionis heeft aangenomen, dient te worden aangemerkt als een voor bezwaar vatbaar besluit. In de brief van 10 februari 2020 wordt eiseres immers gevraagd aanvullende informatie te verstrekken. Dit leidt tot een nieuwe verplichting voor eiseres, die berust op het standpunt van Orionis, dat de aanvraag onvoldoende is om tot een besluit te komen. De brief van 10 februari is ook een besluit als bedoeld in artikel 6:3 van de Awb inzake de procedure ter voorbereiding van het besluit op de aanvraag van eiseres. Eiseres wordt door de brief van 10 februari 2020, los van het te nemen besluit op de aanvraag, niet rechtstreeks in haar belang getroffen. Het in de brief van 10 februari 2020 vervatte besluit kon immers in het kader van bezwaar en beroep tegen een besluit tot buitenbehandelingstelling van de aanvraag of tegen een inhoudelijk besluit op de aanvraag - ten volle - worden aangevochten. Eiseres had dus haar bezwaren tegen de brief van 10 februari 2020 kunnen aanvoeren tegen het besluit van 24 februari 2020, het besluit waarin Orionis de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand buiten behandeling heeft gesteld.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Orionis, zij het op onjuiste gronden, terecht het bezwaar van eiseres tegen de brief van 10 februari 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft immers geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 februari 2020. Tevens brengt wat onder 5.2 en 5.3 is overwogen mee dat de brief van 10 februari 2020 wegens het ontbreken van een rechtstreeks belang niet voor bezwaar vatbaar was.
6. De rechtbank zal daarom het beroep ongegrond verklaren. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 29 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.