Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- het proces-verbaal van de zitting van 26 mei 2021 van de enkelvoudige kamer van het Team Familie- en Jeugdrecht van deze rechtbank, belast met de behandeling van de hierna te noemen zaken (hierna: de hoofdzaken), tijdens welke zitting het verzoek tot wraking is gedaan;
- de reactie van de gewraakte rechter op het wrakingsverzoek, door de wrakingskamer ontvangen op 3 juni 2021;
- de processtukken zoals opgenomen in het dossier van de rechtbank in de hoofdzaken;
- de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer ter zitting van
2.Het verzoek
3.Feiten
4.Het standpunt van verzoekster
- de rechter het betoog van de advocaat van verzoekster telkenmale interrumpeerde door vragen te stellen en de advocaat, door niet te mogen uitspreken, geen deugdelijk verweer kon voeren. Daarbij werd het verzoek om de zoon van verzoekster als belanghebbende aan te merken afgewezen zonder dat de advocaat aan een onderbouwing van dat verzoek toekwam. De GI heeft wel uitgebreid, zonder tussenkomst van de rechter, haar verhaal kunnen doen. Verzoekster heeft het gevoel dat zij niet werd geloofd;
- beide advocaten stukken buiten de termijn hebben ingediend, maar dat de stukken bij de advocaat van verzoekster niet werden toegestaan en bij de advocaat van vader wel. Toen de rechter aangaf dat de advocaat van de man niet in de cc van de mail stond, en dat wel te hebben verwacht, leek dat persoonlijk.
5.Het standpunt van de rechter
- de beslissingen om een stuk buiten beschouwing te laten en de zoon van verzoekster niet als belanghebbende aan te merken inhoudelijke beslissingen zijn die alleen tot wraking kunnen leiden als deze evident onjuist of onbegrijpelijk zijn. Daarbij speelt dat de stukken zeer laat zijn ingediend, een aanzienlijk aantal pagina’s kent (het stuk van de advocaat van vader telt daarentegen één pagina), al eerder beschikbaar waren en niet aan de advocaat van vader zijn gestuurd (het stuk van de advocaat van vader is wel aan de advocaat van verzoekster gezonden). Broers en zussen worden in dit soort zaken in beginsel niet als belanghebbende aangemerkt;
- zij tijdens de mondelinge behandeling inderdaad meerdere vragen heeft gesteld aan beide partijen. Deze gang van zaken is gebruikelijk. Zittingen die zien op de behandeling van verzoeken betreffende kinderbeschermingsmaatregelen zijn doorgaans informeler van aard. In de meeste gevallen heeft een zitting meer de vorm van een (vraag)gesprek dan dat sprake is van een vast stramien. Het komt regelmatig voor dat aan ene partij meer vragen worden gesteld dan aan de andere partij.
6.De beoordeling
7.Beslissing
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de behandeling van de zaken met zaaknummers: 02/384608 / JE RK 21-797 en 02/384610 / JE RK 21-798 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de indiening van dit verzoek.