ECLI:NL:RBZWB:2021:3232

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 553 t/m 21 _ 556
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepschrift inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 25 juni 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende beroep had ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met verschillende aanslagnummers. De uitspraken op bezwaar zijn gedateerd op 14 december 2020 en volgens de inspecteur op 15 december 2020 verzonden. Belanghebbende ontving de uitspraken op bezwaar op 16 december 2020. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, wat in dit geval eindigde op 26 januari 2021. Het beroepschrift werd echter pas op 3 februari 2021 door de rechtbank ontvangen, waardoor het niet-tijdig was ingediend.

De rechtbank overweegt dat de termijnoverschrijding van openbare orde is, wat betekent dat bij overschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen, tenzij de indiener kan aantonen dat de overschrijding verschoonbaar is. Belanghebbende voerde aan dat hij door Corona en andere omstandigheden niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. De rechtbank oordeelt echter dat belanghebbende niet voldoende heeft aangetoond dat hij redelijkerwijs niet in staat was om het beroepschrift tijdig in te dienen. De rechtbank wijst erop dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van het beroepschrift bij belanghebbende ligt.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 21/553 tot en met 21/556
uitspraak van 25 juni 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraken op bezwaar tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met aanslagnummers [aanslagnummer] .H.37.01, [aanslagnummer] .H.47.01, [aanslagnummer] .H.57.01 en [aanslagnummer] .H.67.01 en de bij beschikkingen opgelegde boetes.
De uitspraken op bezwaar hebben als dagtekening 14 december 2020. De inspecteur stelt dat verzending heeft plaatsgevonden op 15 december 2020. De inspecteur heeft bij zijn brief met dagtekening 21 april 2021 een uitdraai van PostNL bijgevoegd. Hieruit blijkt dat een poststuk dat aangetekend verstuurd is aan belanghebbende, door belanghebbende ontvangen is op 16 december. Belanghebbende heeft niet gesteld wanneer hij de uitspraken op bezwaar ontvangen zou hebben of dat deze uitdraai van PostNL om een ander poststuk zou gaan. De rechtbank acht het derhalve aannemelijk dat de uitspraken op bezwaar op 15 december 2020 zijn verzonden en belanghebbende de uitspraken op bezwaar op 16 december 2020 ontvangen heeft.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn eindigde in dit geval op 26 januari 2021, zes weken na de verzending van de uitspraken op bezwaar. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ook is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroepschrift is op 3 februari 2021 bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet-tijdig ingediend.
De beroepstermijn is van openbare orde. Dit betekent dat bij een termijnoverschrijding een niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Dat is alleen anders indien “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest”, oftewel indien de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is.
De griffier heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de reden voor de termijnoverschrijding. Belanghebbende stelt hiertoe dat hij direct na ontvangst van de brief van de belastingdienst beroep aangetekend heeft. Daarnaast schrijft belanghebbende in zijn brief met dagtekening 28 april 2021 dat hij in deze periode ook geveld is door Corona, wat invloed kan hebben op de vertraging. Tot slot stelt belanghebbende dat de belastingdienst ook een vertragende factor is.
De rechtbank stelt voorop dat op belanghebbende de bewijslast rust. Hij dient aldus aannemelijk te maken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank ziet in de door belanghebbende aangevoerde redenen geen aanleiding om niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Belanghebbende is zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van een beroepschrift. De rechtbank heeft begrip voor de uitzonderlijke omstandigheden in verband met het Coronavirus, maar het gaat erom of belanghebbende redelijkerwijs niet in staat is geweest tijdig een beroepschrift in te dienen. Door belanghebbende is niet aannemelijk gemaakt dat hij hiertoe niet in staat is geweest; daarvoor is zijn stelling dat Corona invloed kan hebben gehad op de vertraging niet voldoende.
Belanghebbende stelt verder dat hij direct na ontvangst van de uitspraken op bezwaar zijn beroep heeft ingesteld. Uit de poststempel op de enveloppe waarin het beroepschrift is ingediend blijkt dat deze op 2 februari 2021 ter post is bezorgd. De rechtbank acht het daarom tevens niet aannemelijk dat belanghebbende het beroep direct na ontvangst van de uitspraken op bezwaar heeft ingesteld. De termijnoverschrijding is naar het oordeel van de rechtbank niet verschoonbaar.
Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank op dat hoe de procedure van belanghebbende is verlopen tot aan de uitspraken op bezwaar niet van belang is bij het beoordelen van de tijdigheid van het beroep. De stelling van belanghebbende dat de belastingdienst ook een vertragende factor is, leidt daarom niet tot een ander oordeel.
De beroepen zijn daarom, gelet op de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb, kennelijk niet-ontvankelijk.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

2.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 25 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.