ECLI:NL:RBZWB:2021:3201

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2041 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening inzake woningsluiting voor de duur van 3 maanden

Op 25 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, eigenaar van een woning in Middelburg, bezwaar maakte tegen een besluit van de burgemeester om zijn woning voor drie maanden te sluiten. Dit besluit volgde op de ontdekking van een hennepkwekerij in de woning, waar 24 hennepplanten en 35,4 gram gedroogde henneptoppen werden aangetroffen. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen, gezien de ernst van de overtreding en de aanwezigheid van verzwarende omstandigheden, zoals de manipulatie van de elektriciteitsmeter en de professionele inrichting van de kwekerij.

Tijdens de zitting op 11 juni 2021 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat de aangetroffen hoeveelheden hennep voor eigen gebruik waren en dat er geen sprake was van overlast of handel. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door twee ambtenaren. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de burgemeester niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot handhaving. De voorzieningenrechter oordeelde dat de noodzaak voor sluiting minder aanwezig was en dat de gevolgen voor verzoeker aanzienlijk waren, vooral gezien zijn kwetsbare gezondheidssituatie. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst, met de verplichting voor de burgemeester om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2041 OPIUM VV

uitspraak van 25 juni 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,

gemachtigde: mr. J.S.W. van Vossen,
en

de burgemeester van de gemeente Middelburg (de burgemeester), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 mei 2021 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake de sluiting van zijn woning aan [adres] voor de duur van 3 maanden. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 11 juni 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Verzoeker is eigenaar van de woning aan [adres] .
Uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 17 maart 2021 blijkt dat de politie op
3 februari 2021, na een anonieme melding dat er in de woning een hennepkwekerij aanwezig is en een elektriciteitsmeting die positief afweek, in deze woning is binnengetreden. In de woning werden een in werking zijnde kwekerij met totaal 24 hennepplanten en 35,4 gram gedroogde henneptoppen aangetroffen.
Op 8 april 2021 heeft de burgemeester aan verzoeker zijn voornemen kenbaar gemaakt om de woning met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode van
3 maanden te sluiten.
Verzoeker heeft daartegen zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
2.
Bestreden besluit
In het bestreden besluit heeft de burgemeester verzoeker gelast om zijn woning aan [adres] te sluiten en gesloten te houden voor een periode van
3 maanden, met ingang van 18 mei 2021.
De burgemeester stelt dat hij bevoegd is tot handhavend optreden en ook in redelijkheid gebruik kan maken van die bevoegdheid. De burgemeester heeft niet volstaan met een waarschuwing maar is, omdat er verzwarende omstandigheden zijn, tot sluiting van de woning overgegaan.
Er zijn in verzoekers woning 24 hennepplanten en 35,4 gram henneptoppen aangetroffen. Daarmee is in beginsel sprake van een handelshoeveelheid. Verzoeker heeft volgens de burgemeester onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit alleen voor eigen gebruik is. Niet alleen de hoeveelheid drugs duidt op drugshandel, maar ook andere aangetroffen goederen. Daarnaast blijkt uit het rapport ‘berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’ van 16 februari 2021 dat het aannemelijk is dat een eerdere oogst heeft plaatsgevonden. Verzoeker heeft bovendien verklaard dat hij nieuwe stekjes maakte en eerder heeft geoogst.
Verder stelt de burgemeester dat er sprake is van verzwarende omstandigheden op basis van de volgende indicatoren:
a. Het aantal aangetroffen hennepplanten en hoeveelheid henneptoppen overschrijden de handelshoeveelheden ruimschoots;
b. De kwekerij was onder meer uitgerust met assimilatielampen en koolstoffilters
en een slakkenhuisventilator, een waterbak met dompelpomp inclusief
bevloeiingssysteem, opslag- en vervoersmaterialen voor hennep, stekbakjes,
moederplanten en een magneet waarmee de elektriciteitsmeter gemanipuleerd kan
worden, zijn aangetroffen;
e. Verzoeker heeft verklaard dat de kwekerij van hem was;
i. De elektriciteitsmeter is gemanipuleerd en vermoedelijk is er sprake van diefstal van elektriciteit;
k. Verzoekers woning had niet alleen een woonfunctie maar werd ook gebruikt als productie- en handelsplaats van drugs.
Gelet op deze omstandigheden is sluiting van verzoekers woning voor de duur van
3 maanden volgens de burgemeester gerechtvaardigd. De sluiting is conform het beleid en noodzakelijk om de rechtsorde te herstellen. Het belang van bestrijding van drugshandel en het belang van de openbare orde en de rechtsorde wegen volgens de burgemeester zwaarder dan verzoekers belang bij de ongestoorde bewoning van zijn woning.
De burgemeester stelt tot slot dat niet is gebleken dat verzoeker tijdens de sluiting geen alternatieve woonruimte heeft. Verzoeker heeft aangegeven wellicht te kunnen terugvallen op familie. Daarnaast heeft [naam] van Emergis – waar verzoeker onder behandeling is voor een bipolaire stoornis – aangegeven dat verzoeker ook op hen een beroep kan doen voor een oplossing. [naam] noemde de mogelijkheid van het Witte Huis in Vlissingen, onderdeel van Emergis. Als de sluiting al een negatieve invloed zou hebben op verzoekers gezondheid dan kan hij dus terugvallen op de hulp van Emergis. Daarin ziet de burgemeester dan ook geen reden om af te zien van sluiting.
De burgemeester heeft aangegeven de effectuering van de woningsluiting uit te stellen tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
2.
Verzoek
Verzoeker erkent dat hij op zeer kleine schaal hennep is gaan telen, hoofdzakelijk voor eigen gebruik. Verzoeker gebruikt hennep in verband met zijn bipolaire stoornis. Hij is depressief en gebruikt hennep om sombere stemmingen te voorkomen. Incidenteel is mogelijk ‘wel eens iets’ aan derden verstrekt. Het betrof echter nadrukkelijk geen professionele teelt op grote schaal of handel. Dit blijkt ook wel uit het geringe aantal planten dat is aangetroffen en het gegeven dat er geen contant geld, weegschalen, gripzakjes of sealbags zijn aangetroffen. Ook anderszins is niet gebleken van handel.
Verzoeker stelt verder dat niet is gebleken dat er overlast is geweest, aanloop van kopers, geweldsattributen zijn gevonden of dat sprake is van georganiseerde misdaad. Hij is ook nooit eerder in aanraking geweest met de politie voor drugsgerelateerde feiten. Er is sprake van een relatief klein drugsincident, waarbij hij – een uitkeringsgerechtigde – op kleine schaal hennep heeft gekweekt. In de strafbeschikking van het OM heeft de officier van justitie het feit ook aangemerkt als klein vergrijp en de aangetroffen hoeveelheid als voor eigen gebruik.
Volgens verzoeker heeft de burgemeester niet over kunnen gaan tot sluiting van zijn woning maar had hij moeten volstaan met een waarschuwing. Er is geen sprake van een ernstig geval. Dit blijkt uit de strafbeschikking van het OM waarbij slechts een taakstraf is opgelegd. Dat geen sprake is van een ernstig geval blijkt voorts uit de door de burgemeester gegeven motivering bij de indicatoren, waarbij de burgemeester bij slechts 5 van de 13 indicatoren een motivering heeft gegeven. Ten aanzien van de indicatoren stelt verzoeker dat er slechts sprake was van een kleine kwekerij. Er zijn geen contant geld, weegschalen of verpakkingsmaterialen aangetroffen. Er zijn alleen zwarte strijkzakken aangetroffen, waarvan niet is aangetoond dat die bestemd waren voor de handel. Voorts is niet gebleken van overlast of een gevaarlijke illegale stroomvoorziening. Nu er geen sprake is van een ernstig geval heeft de burgemeester niet over mogen gaan tot sluiting van de woning maar maximaal tot het opleggen van een waarschuwing.
Met betrekking tot de noodzaak van de sluiting en ernst en omvang van de overtreding stelt verzoeker dat het slechts gaat om 24 planten en een hoeveelheid hennep van 1 à 2 planten. Er heeft geen handel plaatsgevonden en uit de informatie van de politie blijkt ook niet van handel. Er is geen sprake van vuurwapens of andere materialen die aan drugshandel te relateren zijn. Van overlast is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat de omgeving van de woning kwetsbaar is voor drugscriminaliteit. Verzoekers woning ligt aan de rand van het dorp. Om voorgaande redenen is sluiting minder noodzakelijk.
Met betrekking tot de evenredigheid stelt verzoeker dat de door de burgemeester genoemde optie van het Witte Huis, een daklozen nachtopvang voor junks, geen serieus alternatief is. Van verzoeker kan niet worden verwacht dat hij overdag op straat leeft en
’s nacht in het Witte Huis slaapt. Hij heeft verder geen alternatieven. Verzoeker heeft een bijzondere binding met de woning vanwege zijn bipolaire stoornis en andere medische klachten. Verzoeker bevindt zich nu in een stabiele situatie met af en toe een sombere stemming. Uithuisplaatsing zal grote gevolgen hebben en leiden tot instabiliteit.
Verzoeker wijst er tot slot op dat de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) aan staatsraad advocaat-generaal Widdershoven een conclusie heeft gevraagd over de indringendheid van de toetsing van bestuursrechtelijke maatregelen en de betekenis van het evenredigheidsbeginsel in dit verband. Uit recente rechtspraak van de AbRS volgt dat zij terughoudend is in haar oordeel of woningsluiting evenredig is, zolang er geen antwoord is van Widdershoven. Verzoeker stelt dat in een twijfelachtige casus als de zijne de belangenafweging vooralsnog in zijn voordeel dient uit te vallen. Hij heeft de voorzieningenrechter daarom verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3.
Toetsingskader
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4.
Juridisch kader
Artikel 5:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Op grond van artikel 5:21 van de Awb wordt onder last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende (a) een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en (b) de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
In artikel 4:84 van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Op grond van artikel 3 van de Opiumwet – voor zover relevant – is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II:
(…)
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Hennep en hasjiesj staan op lijst II.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
De burgemeester heeft invulling gegeven aan de bevoegdheid die hem op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet toekomt, middels vaststelling van de ‘Beleidsnota Bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet’ (Beleidsregels).
In de Beleidsregels is opgenomen dat, als in een woning softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, bij een 1e overtreding een waarschuwing volgt en bij een 2e overtreding sluiting voor 3 maanden. Indien de situatie dermate ernstig is kan de burgemeester besluiten niet een waarschuwing op te leggen maar direct over te gaan tot sluiting. Daarvoor zijn in de Beleidsregels bepaalde indicatoren benoemd, zoals dat bij een handelsvoorraad van minder dan 20 planten of minder dan
30 gram in beginsel wordt volstaan met een waarschuwing en waaraan de mate van professionaliteit van de kwekerij wordt afgemeten.
5.
Oordeel van de voorzieningenrechter
Ter beoordeling ligt aan de voorzieningenrechter voor of de verwachting bestaat dat het besluit van de burgemeester, waarbij aan verzoeker een last onder bestuursdwang is opgelegd tot sluiting van de woning gedurende 3 maanden, in bezwaar stand zal houden. Indien die vraag ontkennend wordt beantwoord kan er aanleiding zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De burgemeester is overgegaan tot sluiting, omdat in verzoekers woning softdrugs is aangetroffen, waarvan aannemelijk is dat die voor de handel bestemd waren. De burgemeester stelt als gevolg daarvan bevoegd te zijn tot handhavend optreden en voorts dat hij in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
Bevoegdheid tot handhavend optreden
Volgens vaste rechtspraak van de AbRS [1] is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden ‘daartoe aanwezig’ moeten de drugs immers met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt kan evenwel worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 5 gram of 5 planten softdrugs (het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid softdrugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het is dan vervolgens aan de rechthebbende op de woning om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Indien het gaat om een geringe overschrijding van de grens van 5 gram of 5 planten en de rechthebbende feiten en omstandigheden kan noemen waaruit volgt dat het om een hoeveelheid voor eigen gebruik zou kunnen gaan, bestaat er in beginsel toch geen bevoegdheid tot sluiting en zal de burgemeester moeten motiveren waarom desondanks de conclusie gerechtvaardigd is dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs bestemd is voor de verkoop, aflevering of verstrekking, zodat hij niettemin bevoegd is om ter zake van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.
Vaststaat dat in verzoekers woning op 3 februari 2021 24 hennepplanten én 35,4 gram gedroogde henneptoppen zijn aangetroffen. De Bestuurlijke Rapportage van 17 maart 2021 van de politie acht de voorzieningenrechter voldoende grondslag voor deze vaststelling.
Er zijn derhalve hoeveelheden softdrugs aangetroffen waarvan in beginsel kan worden aangenomen dat deze bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het is aan verzoeker om het tegendeel aannemelijk te maken.
Verzoeker betwist de aangetroffen hoeveelheden drugs niet. Volgens verzoeker gaat het echter om een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Hij wijst daarbij op de strafbeschikking van het OM. Volgens verzoeker gebruikt hij softdrugs voor zijn bipolaire stoornis.
Anders dan verzoeker stelt komt het OM niet tot de conclusie dat er sprake is van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. In de strafbeschikking staat namelijk: ‘(>gering hoev.eigen gebr.)’. Het OM gaat dus uit van meer dan geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is van een geringe overschrijding van de toegestane hoeveelheden voor eigen gebruik in ieder geval geen sprake. Het aantal hennepplanten betreft ongeveer 5 keer de toegestane hoeveelheid en het aantal gedroogde henneptoppen ongeveer 7 keer. Daarnaast acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat er sprake is van uitsluitend eigen gebruik. Verzoeker heeft namelijk verklaard dat hij af en toe wel eens iets aan anderen heeft gegeven. Daarmee is van alleen eigen gebruik dus geen sprake. Dat verzoeker hennep gebruikt in verband met zijn bipolaire stoornis, zoals hij stelt, laat onverlet dat er een hoeveelheid softdrugs is aangetroffen waarvan niet aannemelijk is dat die alleen voor eigen gebruik is en dus als handelshoeveelheid dient te worden aangemerkt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de burgemeester dan ook in beginsel bevoegd om handhavend op te treden.
Gebruik maken van de bevoegdheid tot handhaving
De vraag is vervolgens of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van deze bevoegdheid en verzoekers woning voor 3 maanden heeft kunnen sluiten.
Beleidsregels
De AbRS heeft in de uitspraak van 31 maart 2021 [2] geoordeeld dat in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b van de Opiumwet in algemene zin is vermeld dat de burgemeester bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient over te gaan, maar moet volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Van dit uitgangspunt mag hij in ernstige gevallen afwijken. [3]
De burgemeester is overgegaan tot woningsluiting voor 3 maanden. Gelet op de indicatoren genoemd in de Beleidsregels is er volgens hem sprake van een ernstig geval.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester op basis van de volgende omstandigheden, in onderlinge samenhang, heeft kunnen stellen dat er sprake is van een ernstig geval:
  • Er is sprake van een handelshoeveel van meer dan 20 hennepplanten én meer dan 30 gram henneptoppen;
  • Er is sprake van een professioneel ingerichte kwekerij met onder meer assimilatielampen, ventilatoren en een bevloeiingssysteem. Voorts duiden de aanwezigheid van een zogenaamde waterkluis en vele zwarte strijkzakken op professionele kweek/handel;
  • Verzoeker is betrokken bij de teelt/handel;
  • Het is voldoende aannemelijk dat er in ieder geval één eerdere oogst is geweest en nieuwe oogsten zouden volgen. Dit volgt onder meer uit het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel;
  • Manipulatie van de elektriciteitsmeter en diefstal van elektriciteit.
Nu er sprake is van een ernstig geval is een sluiting gedurende 3 maanden conform de Beleidsregels.
Afwijken van de Beleidsregels?
Op grond van artikel 4:84 van de Awb is de burgemeester bevoegd om onder bijzondere omstandigheden van de Beleidsregels af te wijken. Bij die beoordeling dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. In dat verband is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Vervolgens moet worden beoordeeld of sluiting van de woning evenredig is. Hierbij moeten onder meer de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting in aanmerking worden genomen. [4]
Noodzakelijkheid
- ernst en omvang overtreding:
Zoals reeds overwogen is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een ernstig geval.
- feitelijke handel in de woning:
Sluiting van een pand is een openbare ordemaatregel waarmee wordt beoogd de bekendheid van een pand als drugspand weg te nemen en de ‘loop’ naar het pand eruit te halen, zodat het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken [5] . Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [6]
De voorzieningenrechter ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Zij betrekt daarbij dat er sprake is van een professioneel ingerichte kwekerij, waarbij aannemelijk is dat al eerder is geoogst en het de bedoeling was dat er weer een nieuwe kweek zou worden opgezet, en strijkzakken zijn aangetroffen. Verzoeker heeft daarbij verklaard dat hij incidenteel wel eens drugs heeft geleverd aan derden.
Voorts is de politie overgegaan tot binnentreding van verzoekers woning na een anonieme melding van een hennepkwekerij. Daarmee kan er van uit worden gegaan dat er in verzoekers omgeving bekendheid met de kwekerij was.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag onder deze omstandigheden worden aangenomen dat de woning een rol vervulde binnen de keten van drugshandel.
Er zijn echter geen meldingen of andere signalen van overlast rond de woning en feitelijke handel in of rondom de woning is niet waargenomen. Verder zijn alleen strijkzakken maar geen andere attributen zoals verpakkingsmaterialen of weegschalen aangetroffen die erop wijzen dat de drugs in of rondom de woning aan verschillende personen werden verhandeld. Er lijkt dus slechts in beperkte mate 'loop' naar de woning te zijn geweest. De burgemeester heeft niets naar voren gebracht dat specifiek over de omgeving van verzoekers woning gaat en waaruit kan worden afgeleid dat deze omgeving kwetsbaar is voor drugscriminaliteit. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zorgen deze omstandigheden ervoor dat de noodzaak van sluiting relatief gezien beperkt is.
Evenredigheid
- verwijtbaarheid:
Verzoeker was op de hoogte van de kwekerij. Van overtreding van de Opiumwet kan hem dan ook een verwijt worden gemaakt.
- gevolgen van de sluiting:
Inherent aan sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij in verband met zijn medische situatie/bipolaire stoornis een bijzondere binding heeft met zijn woning. Hij heeft onder meer gewezen op het behandelplan van [naam] van 21 februari 2021.
De burgemeester heeft in reactie hierop gesteld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn gezondheidssituatie zodanig ernstig is dat sluiting van zijn woning zijn behandeling zal doorkruisen of zijn gezondheid zal schaden. Dit blijkt niet uit de informatie van Emergis of het door verzoeker overgelegde behandelplan. Verzoeker heeft overigens verklaard dat hij bij zijn broer terecht kan. Daarnaast kan hij gebruik maken van het Witte Huis. Met de stelling van verzoeker dat daar alleen daklozen of junks slapen doet hij het Witte Huis volgens de burgemeester ernstig te kort. De burgemeester beschouwt het Witte Huis, onderdeel van Emergis, wel degelijk als een vangnet voor verzoeker en uiterste opvangmiddel.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat verzoeker een bijzondere binding heeft met zijn woning. Dat volgt in ieder geval niet uit de verklaring of het behandelplan van [naam] . Daaruit blijkt immers dat verzoeker stabiel is, medicatiegetrouw, dat hij ontregeld kan raken door de stress en dat hij kan terugvallen op Emergis. Niet gebleken is bijvoorbeeld dat verzoeker zal decompenseren als hij tijdelijk zijn woning dient te verlaten of dat zijn behandeling gebonden is aan de woning. Uit de verklaring blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter wel dat verzoeker als tamelijk kwetsbaar persoon dient te worden beschouwd, waarbij aannemelijk is dat sluiting van negatieve invloed op zijn psychische gesteldheid zal zijn.
Ter zitting heeft verzoeker aangegeven dat hij tijdens de sluiting van zijn woning niet meer kan verblijven bij zijn broer. Daarmee is het Witte Huis voor hem het enige alternatief.
De voorzieningenrechter leidt uit de website van het Witte Huis af dat daar dagopvang wordt geboden, maar de openingstijden van de daginloop zijn beperkt van 13.00 uur tot 17.00 uur. Het Witte Huis biedt ook nachtopvang maar dat is beperkt tot maximaal
10 cliënten. Verzoeker zal hierdoor een deel van de dag zonder opvang zijn en zal zich tijdig moeten aanmelden om verzekerd te zijn van een slaapplek.
Gelet hierop en mede gelet op verzoekers kwetsbaarheid betwijfelt de voorzieningenrechter of het Witte Huis voor verzoeker als redelijk alternatief kan worden beschouwd.
Alles afwegende komt de voorzieningenrechter dan ook tot het oordeel dat de burgemeester niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot handhavend optreden. De noodzaak voor sluiting is minder aanwezig en de gevolgen voor verzoeker redelijk groot. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het algemeen belang van de burgemeester bij handhaving. De voorzieningenrechter heeft dan ook de verwachting dat het besluit van de burgemeester tot sluiting van verzoekers woning in bezwaar geen stand zal houden. De voorzieningenrechter ziet als gevolg daarvan aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe.
6.
Conclusie
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit. Deze voorziening vervalt 6 weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit tot 6 weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 25 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4083)
3.zie de uitspraken van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912) en 21 januari 2015 (ECLI:NL:RVS: 2015:130).
4.bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRS van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912)
5.bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRS van 19 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:509)
6.uitspraak van de AbRS van 1 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1435)